Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Passaat

betekenis & definitie

(Ned. term uit de 16e eeuw, toen voor: gunstige wind om naar Amerika te „passeeren”). De p. zijn de regelmatige winden, die aanhoudend van de Passaat. Normale luchtdruk- en windverdeeling over de intertropicale streken in Juli subtropische windstiltegordels naar den aequatorialen stiltegordel waaien. Zij zijn meestal N.O. op het N. halfrond en Z.O. op het Z. halfrond, hebben een gemiddelde snelheid van ca. 20 km per uur en zijn het best ontwikkeld boven de drie oceanen (zie kaart).

I.p.v. den N.O.-passaat treedt in den zomer boven den Indischen Oceaan ten N. van den evenaar de Z.W.-moesson op (→ Moesson). Boven de vastelanden worden zij grootendeels, vooral in de benedenste luchtlagen, door andere windstelsels verdrongen. Zij worden waargenomen tot 4 à 10 km hoogte, nabij den evenaar, en tot 0,5 à 3 km, nabij de keerkringen. De N. en Z. grenzen van dep as saatgordels worden, volgens de jaargetijden, enkele graden Noorden Zuidwaarts verschoven, ten gevolge van de declinatieverandering van de zon.De passaatstreken hebben over het algemeen schoon en vast weder, bij geringe dagelijksche en jaarlijksche temperatuur-schommelingen boven de oceanen, en bij groote temperatuur-schommelingen boven de vastelanden. De bewolking is gering en bestaat hoofdzakelijk uit afzonderlijke passaatcumulus, waaruit weinig of geen regen valt. Een aanlandige p. echter kan veel regen, den passaatneerslag, brengen, vooral aan de loefzijde van gebergten (→ Föhn). Enkele passaatgebieden worden door tropische cyclonen geteisterd. De p. veroorzaken machtige zcestroomcn.

De p. ontstaan gedeeltelijk uit N. winden van de gematigde luchtstreken en gedeeltelijk uit dalende luchtstroomen van de subtropische stiltegordels; zij verdwijnen van de aardoppervlakte als opstijgende luchtstroomen van den aequatorialen stiltegordel. De p., als aequatorwaartsche benedenwinden, en de → antipassaten, als poolwaartsche bovenwinden, vormen samen op elk halfrond het N. en het Z. intertropicale deel van de algemeene luchtcirculatie der troposfeer.

Geschiedenis De ontdekking der p. wordt gewoonlijk aan Columbus (1492) toegeschreven. De aequatorwaartsche beweging der p. werd door Edm. Halley in 1686 verklaard door de verwarming en de opstijging van de lucht aan den evenaar, waardoor lucht uit hoogere, koudere breedten, langs de aardoppervlakte, naar den evenaar stroomt. De Oostelijke component der p. werd door G. Hadley .n 1735 uitgelegd door de afwijuende kracht der aardwenteling. De p. werden door Bjerknes als stroomingen van den aequatorwaartschen sector der subtropische oceaan-anticyclonen, in de huidige meteorologie ingeschakeld.

Lit.: .J. v. Hann en R. Süring, Lehrb. d. Meteorologie (*1926) ; V. en J. Bjerknes, H. Solberg en T. Bergeron, Hydrodynamique physique (1934). V. d. Broeck.