Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Paschen

betekenis & definitie

(ofwel Pascha, Hebr. Pesach = voorbijgaan).

A) Het Joodsche Paschen is ingesteld door Moses op Gods bevel ter herinnering aan den uittocht uit Egypte en de bevrijding uit de slavernij (zie Ex. 12.13 vlg.). Het werd gevierd op den 15en Nisan, maar begon op den avond van den 14en. Daar vanaf den 14en Nisan geen gedeesemd brood in huis mocht zijn en van den 14en tot den 21en ongedeesemd brood gegeten moest worden, noemde men deze dagen ook die der ongedeesemde brooden. Hoogtepunt van het feest was de Paaschmaaltijd, waarbij het Paaschlam gegeten werd. Het slachten moest geschieden in den Tempel op de voorgeschreven manier; het droeg daarom het karakter van een offer. Het eten geschiedde volgens een ceremonieel, dat gedeeltelijk door de Wet en gedeeltelijk door gewoonterecht bepaald werd. Het laatste avondmaal door Christus en Zijn Apostelen gehouden, was de viering van het Paaschfeest. Het Paaschlam was de voorafbeelding van Christus, het Paaschfeest van de bevrijding uit de slavernij van zonde en duivel. C. Smits.
B) Het Christelijke Paschen. Paschen heet heden het feest, op Zondag gevierd, van Jesus’ Verrijzenis, hoofdfeest en middelpunt van het Kerkelijk → Jaar. Reeds zeer vroeg werd in de Kerk op eiken Zondag het Verlossingswerk van Jesus herdacht, waarin dan drie elementen naar voren treden: zijn Dood, zijn Verrijzenis, zijn Terugkomst op het eind der tijden. Op den Zondag, die het dichtst lag na het Joodsche Paschen, herdacht men de door een glorieuze Verrijzenis bekroonde Verlossing. Later werd bijzonder te Jerusalem de inhoud gesplitst: een eerste gedenkdag vierde in boete Jesus’ bitteren Dood op Goeden Vrijdag: Pascha staurosimon (→ Kruispaschen), de tweede herdacht feestelijk Jesus’ Verheerlijking op Zondag: Pascha anastasimon (Verrijzenispaschen). Langzamerhand verdween de eerste benaming, en de tweede schrompelde tot het enkele Pascha ineen.

De nachtelijke → vigilie van P. was bijz. plechtig; haar luister ging dien van elke andere te boven. Later werd, wegens de zware vermoeienissen der vastendagen en de vele zielzorgbeslommeringen der Goede Week, de vigilieviering overgebracht op den namiddag van den Zaterdag, en eindelijk zelfs op den morgen. Zoo ontstond de hedendaagsche viering van Paaschzaterdag met haar acht opeenvolgende plechtigheden: Wijding van nieuw vuur (licht en wierook), Lichtprocessie, zgn. Wijding van Paaschkaars, Lezing van twaalf lessen (uit het Oude Testament), Wijding van het Doopwater (en toediening van het Doopsel), Allerheiligenlitanie, H. Mis en Vespers. Grootendeels zijn de eerste ceremonies gekerstende Joodsche en Hellenistische gebruiken. Zoo was het in Joodsche zoowel als in Hellenistische kringen gebruik, ’s avonds het licht in de woningen onder een godsdienstige formule te ontsteken; vandaar het plechtig gezang „Lumen Christi” — „Deo gratias” bij het binnentrekken der kerk onder het aansteken van een drie-takkige kaars (oorspr. een driedubbele) met het nieuwe licht. De wijding van het nieuwe vuur, uit een vuursteen geslagen, waaraan dit nieuwe licht ontstoken wordt, is echter van Germaansche afkomst (niettegenstaande 2 Mac.10.3). Met dit licht ontsteekt de Kerk dan ook een groote kaars, de zgn. Paaschkaars, die van den oorsprong af een vnl. symbolische beteekenis had. Dit aansteken geschiedde aanvankelijk onder een eenvoudig gebed, in de 4e e. komt echter reeds een lofzang in gebruik, waaronder de aansteking haar plaats kreeg en waarvan het majestueuze E xs ul l e t een voorbeeld is (uit de 7e e.), dat sterk aan de Antieke ekstatis herinnert. Een Wijding van het Doopwater bestond reeds in de 2e e., zij heeft de bedoeling aan het water de Goddelijke kracht te schenken om in het Doopsel nieuw kroost voor den Hemel voort te brengen. De Paaschkaars wordt daarbij gebruikt; in de Doopvont nederdalend symboliseert zij den H. Geest en vooral Christus. In het Oosten gebruikt men dan ook in haar plaats een Kruisbeeld. Het lezen der Bijbel-pericopen, aan Wet en aan Profeten ontleend, was in Joodsche vergaderingen gebruikelijk. Deze gewoonte nam de Kerk hier over om in den heiligen Paaschnacht de Doopcandidaten voor te bereiden op het Doopsel. Van oudsher was het Doopsel met de Paaschviering verbonden, hetzij met Kruispaschen hetzij met Verrij zenispaschen. Rome heeft het krachtigst, in tegenstelling met andere Kerken, aan de oude Dooptoediening in den Paaschnacht vastgehouden, elders kwam zij meer op Epiphania, feest van Christus’ Doop, naar voren. De Allerheiligenlitanie leidt in de oude Kerk alle groote sacramenteele akten en de H. Mis in. Als zoodanig verschijnt zij ook hier bij de toediening van het Doopsel en als inleiding op de H. M's. Een plechtige H. Mis bij het morgengloren besloot namelijk, evenals alle oude vigilies, ook de Paaschvigilie. Daaronder naderden de neophieten voor het eerst tot de H. Tafel; zij werden daardoor uiterlijk als volwaardige Christenen in de gemeente opgenomen. Als slot der Mis fungeeren sinds de 10e eeuw de Vespers. Deze kwamen op, toen de Paaschvigilie naar den Zaterdagochtend verplaatst was. Gelijk men gewoon was in den Vastentijd de Vespers vóór het middagmaal te bidden, gebeurde dit ook op Paaschzaterdag en dan in verbinding met het eind der Mis. In de M.E. ontwikkelden zich in de Mis van Paaschzaterdag, die een zeer antiek karakter draagt (geen Introïtus, noch Credo, Offertorium, Agnus Dei, Communio en Postcommunio), eenige karakteristieke bijzonderheden. Bij het Gloria begint het orgel te spelen en vangen de klokken aan te beieren, welke enkele dagen ten teeken van droefheid verstomd waren. Na het Epistel wordt voor het eerst sinds Septuagesima het Alleluia weer aangeheven.

Het Misformulier van Paaschzondag zelf vertoont geen noemenswaardige bijzonderheden, behalve de sequentia → „Victimae Paschalis”. Het (Rom.) Breviergebed wel; dit is dan, vooral wat het nachtgebed aangaat, zeer kort: in de Metten slechts drie psalmen en lezingen. Het Octaaf van P. is het plechtigste van alle octaven; alsdan heeft iedere dag een eigen Mis en Officie, en een eigen → statiekerk. Het Paaschoctaaf heeft geen octaafdag: die Zondag, Beloken Paschen, heet kerkelijk: Dominica in albis (depositis): Zondag der door de nieuw gedoopten afgelegde witte gewaden.

Onder Paaschtijd verstaat men in kerkrechtelijken zin: den tijd, waarin ieder geloovige verplicht is de Paaschcommunie te ontvangen, d.i. van Palmzondag tot Zondag Beloken Paschen (C.I.C. can. 859 § 2, in sommige diocesen verlengd vóór en /of na dien tijd), in liturgischen zin: de acht weken van Paaschzaterdag tot Drieëenheidszondag, waarin in Mis en Officie allerlei teksten en ceremonies aan dien tijd een eigen karakter geven. Zoo prijkt bijv. de Paaschkaars aan de Evangeliezijde van het altaar en brandt daar onder alle voorname plechtigheden tot na den Evangeliezang van Hemelvaartsdag.

Onder Paaschkring, of P.-cyclus, verstaat men het voornaamste deel van het Kerkel. jaar, dat nl. het Paaschfeest bevat met zijn voorbereiding en naviering, d.i. van Septuagesima tot Drieëenheidszondag.

Voor iconographie, zie → Verrijzenis van Christus.

Lit. : v. d. Velde, De Goede Week en het Paaschfeest (1924); Eisenhofer, Handb. d. kath. Liturgik (I 1933). Verwilst.

Paaschdatum. Het Christelijk Paaschfeest wordt gevierd op Zondag na de eerste volle maan in de lente. Het begin der lente wordt gesteld op 21 Maart en de volle maan op den 14en dag vanaf nieuwe maan; de beweging van zon en maan wordt sterk geschematiseerd. Daardoor kan de datum van volle maan volgens de Paaschtafels afwijken van den astronomischen datum. Vroegste en laatste Paaschdatum: 22 Maart en 25 April.

De Paaschdatum is te berekenen uit de volgende formule van Gauss: zijn a, b en c de resten van het jaartal bij deeling door 19, 4 en 7, d de rest van 19a + 24 bij deeling door 30 en e de rest van 2b + 4c + 6d + 5 bij deeling door 7, dan valt Paschen d + e dagen na 22 Maart. Levert de formule echter 26 April, dan is de Paaschdatum 19 April, terwijl 25 April alleen dan door 18 April vervangen wordt, als d = 28 en a > 10 is. De formule geldt van 1900 tot 2099; voor andere eeuwen moeten de getallen 24 en 5 door andere worden vervangen. Bij de berekening van den Paaschdatum kan gebruik gemaakt worden van → epacta en → gulden getal. Reesinck.