Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Particularisme

betekenis & definitie

(of -rismus), algemeene naam voor elke richting (op het gebied van staatkunde, economie of cultuurleven), die al te uitsluitend opgaat in eng-plaatselijke belangen. In de politieke geschiedenis van vele landen, met name in Ned. (provinciaal p. tijdens de Republiek) en België (Vlaamsch p.) heeft dit veel moeielijkheden opgeleverd. Zie overigens over het berechtigde in de → Vlaamsche beweging het art. op dit woord. Gorris.

In de Ned. letterkunde noemt men meer bepaaldelijk P. de West-Vlaamsche beweging, die, in naam rond de stille figuur van Gezelle ontstaan, in feite gevoerd werd door Ad. Duclos en enkele zijner medestanders, in de Brugsche groepeering, de SinteLuitgaardegilde, met als organen vooral: Rond den Heerd, De Vlaamsche Vlagge en later Biekorf, dat eenigszins als concurreerend tijdschrift tegen Duclos werd gesticht. De meest invloedrijke tegenstrevers van het West-VI. taalparticularisme waren Heremans, Nolet de Brauwere van Steenland en Max Rooses. De strijd woedde vooral heftig in de jaren 1870-’80: de anti-particularisten ijverden voor strenge aansluiting bij het taalgebruik van Noord-Nederland, ook al slaagden zij daar zelf slechts zeer matig in; de particularisten voor een taal, die, sterk verschillend van de zeer persoonlijke kunsttaal van Gezelle, Verriest, Rodenbach of Streuvels, bij vele schrijvers (bijv. A. Mervillie) nauwelijks gelouterd dialect moet heeten. Ook het ideeëngehalte en de belangstellingssfeer van het P. zijn meestal beperkt West-Vlaamsch te noemen. Hierin gelijk te stellen met bewegingen als de Plat-Duitsche of de ProveiiQaalsche taalbewegingen. Baur.

Lit.: P. Allossery, Kan. A. Duclos (1841-1925) (1930).