Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Parlementair stelsel

betekenis & definitie

Regeeringsstelsel, waarbij de verhouding tusschen regeering en volksvertegenwoordiging zich zoodanig ontwikkeld heeft, dat geen regeering gehandhaafd kan worden tegen den wil van de volksvertegenwoordiging. Het eerst ontstaan in Engeland. Voor de gesch. van het Britsche parlement, zie → Eduard I, → Groot-Brittannië (gesch.) met de daarin opgenomen verwijzingen. Voor den tegenwoordigen toestand, zie → Hooger Huis (waar ook het Lager Huis behandeld is).

Het parlem. st. is in Nederland, evenals in Eng. gegroeid als uitvloeisel van het begrootingsrecht van het parlement en de sedert 1848 ingevoerde ministerieele verantwoordelijkheid, waardoor de koning persoonlijk tegenover het parlement geen direct gezag meer kan doen gelden. De strijd om het overwicht van het parlement is uitgestreden onder koning Willem III, die nog verlangde zijn ministeries te kunnen handhaven tegen den wil van het parlement (zgn. koninklijke kabinetten). De koning heeft echter moeten buigen voor het dwangmiddel van het afstemmen van de begrooting, waardoor aan de regeering belet werd uitgaven te doen. In geval van een conflict tusschen regeering en parlement kan de koning, hetzij de regeering ontslaan en een nieuwe regeering vormen, die de instemming heeft van het parlement, hetzij de Kamer(s) ontbinden om aldus een uitspraak van het volk uit te lokken. Een van de ongeschreven regels van het p. s. is echter, dat voor eenzelfde conflict slechts éénmaal tot Kamerontbinding mag worden overgegaan. Deze regel is in 1868 definitief bevestigd, en daarom kan men aannemen, dat van dien tijd af in Ned. het p. s. bestaat. Zie ook → Parlementarisme. Struycken.

België. De tekst en de geest van de Belg. Grondwet (art. 64, 78, 111, 115) en nog meer de politieke geschiedenis van het land leiden tot het besluit, dat het parlementair stelsel in België onafgebroken geheerscht heeft van 1831 tot nu. Het overwicht van het parlement en de noodzakelijkheid voor de regeering, om het vertrouwen van de meerderheid te bezitten, is niet betwist. Van zijn recht om de Kamers te ontbinden (art. 71) wordt nu en dan door den koning gebruik gemaakt, doch niet zonder de instemming van de regeeringsmeerderheid. V. Dievoet.