is verschilzicht, d.i. het verschil in richting, waaronder men een zelfde ding uit twee verschillende plaatsen ziet. De p. is grooter, als die twee plaatsen van waarneming verder uiteen liggen, of als het waargenomen ding dichterbij ligt. Op p. berust het perspectivisch zien met twee oogen; p. wordt toegepast bij afstandmeters in het leger. In de sterrenkunde worden uit de p. de afstanden van hemellichamen bepaald.
1° De kleinste afstanden in het heelal meet men door de p. uit twee zoo ver mogelijk van elkaar verwijderde punten van het aardoppervlak af waar te nemen. Vnl. zijn zoo bepaald de afstanden van de maan, van Venus, van een paar kleine planeten, vooral Eros, en van Mars. Daar uit de bewegingswetten in het zonnestelsel de verhoudingen der afstanden van zon en planeten goed bekend zijn, behoeft men slechts de p. van een paar van deze hemellichamen goed te bepalen, om alle afstanden in het zonnestelsel te leeren kennen.
2° Voor de dichtstbijstaande vaste sterren gebruikt men de uiterste standen van de aarde in haar baan, om de p. en dus den afstand te vinden. Voor meer dan 3 000 vaste sterren is nu de afstand zoo bepaald.
Op deze twee methoden van parallax-metingen berust direct of indirect voor een goed deel onze kennis van afstanden van vaste sterren enz. De voornaamste methoden noemen we hier op. De spectroscopische p. Uit bijzonderheden in het spectrum kan men de absolute lichtkracht van de ster afleiden. Met de bekende schijnbare helderheid geeft dit den afstand der ster. Dynamische p. van dubbelsterren. Van sommige dubbelsterren kan men de massa bepalen. Volgens de massalichtkrachtwet (→ Massa) is van deze sterren dan de absolute helderheid bekend en men kan weer den afstand vinden. Van Cepheïden kan men de absolute lichtkracht vinden uit de periode der lichtwisseling en dus ook weer den afstand.
Deze drie methoden berusten toch weer indirect op parallax-metingen, omdat men het verband tusschen absolute helderheid en resp. spectrum, massa en periode der lichtwisseling moet afleiden uit sterren met bekende afstanden.
Voor groepen van sterren kan men nog een gemiddelden afstand bepalen, die onafhankelijk is van de trigonometrische p. Zie → Parallactische beweging.
Eenige getallen. De grootste p. der maan is 114', van Venus 66", van Mars 46", van Eros 2', van de zon 17".6. Dit is dus de parallactische verschuiving voor twee waarnemers, die op aarde zoover mogelijk van elkaar staan. De grootste p. onder de vaste sterren ten gevolge van de beweging der aarde om de zon is 1".6, nl. van een zwak sterretje in het sterrenbeeld Centaurus.
Opmerking: in de sterrenkunde noemt men „parallax” altijd de helft van de grootste waargenomen verschuiving, dus: de zonsparallax = 8".8, enz. P. Bruna.