Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 29-10-2019

Ontsteking

betekenis & definitie

O. wordt als machinetechnische term gebruikt bij denexplosiemotor, waar het brandbaar gasmengsel of de brandbare vloeistof in fijn verdeelden toestand, gemengd met lucht, tot ontbranding wordt gebracht door een gloeiend voorwerp, door een vonk of door compressiehitte.

2° In de geneesk. verstaat men onder o. de reactie van levend weefsel op de aanwezigheid van schadelijke stoffen, welke reactie ten doel heeft deze stoffen onwerkzaam te maken, te vernietigen of op te ruimen.

De oorzaken van een o. zijn velerlei; onder de belangrijkste schaden, welke een o. veroorzaken, moeten genoemd worden mechanische en thermische letsels, verder chemische, bijv. door lysol, zoutzuur of door in het lichaam ontstane vergiften (zooals bijv. bij sommige nier- en leverziekten voorkomt) en ten slotte als meest belangrijke oorzaak de giftige stoffen, die geproduceerd worden door bacteriën of die bij den dood der bacteriën vrij komen.

De hoofdsymptomen van een o. zijn: zwelling, roodheid, warmte en pijn, en deze vier hoofdsymptomen (tumor, rubor, calor, dolor) werden al door Celsus (ca. 30 n. Chr.) als kenmerken van o. te zamen gevat. Niet altijd echter wijst deze groep symptomen op een o., want er zijn ook wel andere pathologische processen, die een dgl. beeld kunnen geven, bijv. sommige vormen van kwaadaardige gezwellen. Van den anderen kant ontbreken soms bij echte o. een of meer van bovengenoemde verschijnselen, vooral wanneer de o. chronisch geworden is.

Wanneer we nagaan, wat er bij een o. in de weefsels gebeurt, dan blijkt het, dat een o. altijd uit drie processen is samengesteld:

1° veranderingen aan het ontstoken weefsel, waarbij de cellen allerlei degeneratieve veranderingen ondergaan en in het ergste geval afsterven.
2° Uittreden van eiwithoudend vocht en bloedcellen uit de vaten.
3° Vervanging van verloren gegaan weefsel door woekering van intact gebleven cellen en verder nieuwvorming van bindweefsel. Wanneer dit nieuwgevormde bindweefsel ouder wordt, schrompelt het, waardoor litteekenvorming en geringere beweeglijkheid enz. ontstaan (bijv. na brandwonden).

Wanneer een o. aan de oppervlakte van slijmvliezen is gezeteld en er geen vernietiging van weefsel optreedt, spreekt men van een catarrhale ontsteking of catarrh (neusverkoudheid, bronchitis, enz.).

Een deel van de o. geneest totaal en er blijven geen resten achter. Bij andere blijven bindweefselmassa’s als ontstekingsresten over. Ook zijn er o., die chronisch worden. Deze chronische o. kunnen ten slotte toch weer genezen, meestal met achterlaten van bindweefselmassa’s. Sommige echter schrijden steeds verder; of dit gebeurt, hangt af van het soort o. en van den weerstand van den patiënt.