Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Neerslag

betekenis & definitie

1° (muziek) de eerste tel van iedere maat, die bij het maatslaan nederwaarts valt en van alle maatdeelen het sterkst betoond is.

2° De atmosferische n. is het water, dat, in vloeibaren of vasten toestand, uit de wolken op de aardoppervlakte valt. Hij valt exceptioneel uit een wolkenlooze atmosfeer. De vloeibare neerslagvorm is de regen; de vaste vormen zijn de sneeuw, de korrelsneeuw, de zachte hagel en de hagel. De n., die als sneeuw uit een wolk valt, gaat soms in de lagere, betrekkelijk warme luchtlagen, in regen over. De regen, die op een bevroren grond valt, wordt dikwijls ijzel. Drie neerslagsoorten worden onderscheiden volgens de wolken, waaruit de n. valt:
1° de ➝ aanhoudende neerslag, uit den nimbostratus of den lagen altostratus;
2° de ➝ motregen uit den stratus;
3° de ➝ neerslagvlaag uit den cumulonimbus.

De n. ontstaat:

1° wanneer, ten gevolge van intense waterdampcondensatie of van vereeniging van waterdeeltjes, de wolkenelementen te zwaar worden, om in de lucht te blijven zweven, of
2° wanneer de opstijgende luchtstroomen, die de waterdeeltjes in de wolken ophouden, afnemen of verdwijnen. ➝ Druppel. De waterdruppels of de ijsdeeltjes vallen dan uit de wolken en zij zullen op de aardoppervlakte neerkomen, zoo zij onderweg, in een betrekkelijk droge luchtlaag, niet verdampen. Aan de basis van sommige wolken ziet men soms aanhangsels, virga genaamd, welke door den in de lucht verdampenden n. gevormd zijn.

De hoeveelheid n., die in een zeker tijdvak op een bepaalde plaats valt, wordt met den ➝ regenmeter (ook neerslagmeter) gemeten. Zij wordt uitgedrukt in millimeter-regenhoogte (neerslaghoogte), d.i. de hoogte, die het gevallen vloeibaar water (sneeuw of hagel wordt voor het meten gesmolten) zou bereiken op een horizontaal vlak, indien het niet verdampte, noch wegvloeide, noch in den grond sijpelde. Eén mm regenhoogte stemt met één liter gevallen water per m2 overeen. De n. wordt één- of tweemaal daags in de meteorologische stations gemeten. Men berekent o.m. de maandelijksche en de jaarlijksche regenhoogten en men telt het aantal neerslagdagen over de verschillende maanden en het jaar. De horizontale verdeeling van den n. over een streek wordt voorgesteld door de isohyeten, d.w.z. lijnen, die de plaatsen verbinden, waar gedurende een bepaald tijdvak een gelijke hoeveelheid n. is gevallen.

De horizontale verdeeling van den n. over de aarde is zeer onregelmatig. Toch kan zij schematisch in ➝ aardgordels voorgesteld worden. Sommige streken bekomen een gemiddelde jaarlijksche regenhoogte van meerdere duizenden mm (➝ moessonregen); andere, bijv. Egypte en de woestijnen, van slechts enkele mm. De streken, waarover vele cyclonale storingen en fronten trekken en de maritieme luchtstroomingen overheerschen, ontvangen veel n.; terwijl de gewesten, waarover de anticyclonen en de continentale winden praedomineeren, weinig n. bekomen. In de bergachtige landen, waar vele vochtige winden waaien, zijn de loefzijden van de bergen neerslagrijk (orographische neerslag uit orographische ➝ wolken), en de lijzijden neerslagarm (➝ Föhn).

Met den naam van neerslag worden soms alle zichtbare condensatieproducten van den onzichtbaren atmosferischen waterdamp aangeduid, dus niet slechts de hier behandelde n., maar ook de wolken, de mist, de nevel, de dauw en de rijp.

V.d. Broeck.
3° (Scheikunde) Voegt men bij een oplossing van een stof een oplossing van een andere stof, die met de eerste een onoplosbare verbinding vormt, dan ontstaat er een troebeling of neerslag, die zich na verloop van tijd op den bodem van het reactievat afzet. Van de vorming van n. wordt in de qualitatieve analyse gebruik gemaakt om bepaalde stoffen te karakteriseeren, waarbij dan kleur en kristalstructuur van het n. nadere aanwijzingen geven. In de quantitatieve analyse berust de gewichtsanalyse geheel op de vorming van neerslagen.
A. Claassen.