Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Natuurlijke verbintenis

betekenis & definitie

(Ned. en Belg. verbintenissenrecht). Over het algemeen kan iedere verbintenis door een vordering in rechte worden geldend gemaakt; uitzonderingen zijn de zgn. n. v. (d.w.z. naturales tantum, niet tevens civiles, overeenkomstig de tegenstelling in het Rom. recht tusschen ius gentium en ius civile).

Deze hebben wel andere rechtsgevolgen: hetgeen uit hoofde der n. v. vrijwillig is voldaan, kan niet worden teruggevorderd (art. 1395 Ned., 1235 Belg. B.

W.); deze voldoening is geen schenking, wel een onverplichte handeling (→ Benadeeling van schuldeischers); de n. v. kan in een volwaardige worden omgezet door een overeenkomst, inhoudende een betalingsbelofte; tot zekerheid voor de nakoming van een n. v. kan een borgtocht worden gesteld, pandrecht of hypotheek worden gevestigd (vgl. art. 160 Ned. F.

W.). Met n. v. doelt de wet klaarblijkelijk op de niet bedongen rente en de speelschuld (art. 1803, 1828 Ned.; 1906, 1967 Belg.

B.W.), doch ook o.a. op verjaarde vorderingen, bij accoord kwijtgescholden schulden, naar Ned. recht op het beloop van het op een pand door den pandhuishouder geleden en volgens art. 7 Pandhuiswet door hem te dragen verlies. Omvat het begrip n. v. nu alleen de gevallen, waarin naar de positieve rechtsregeling een schuld aanwezig is, doch het recht tot vorderen hetzij van den aanvang af heeft ontbroken hetzij door later ingetreden omstandigheden is vervallen? De rechtspraak rekent er toe ook de gevallen, waarin de betrokkene voldoet aan een verplichting jegens een ander, welke slechts berust op de voorschriften van de moraal of het fatsoen, zulks in tegenstelling tot de meerderheid der schrijvers.

Het is zeker onjuist de n. v. reeds af te leiden uit het besef van zedelijke gebondenheid bij dengene, die betaalt; er moet zijn een „obligatio ex iustitia”, waaraan de ander een recht ontleent, al moge dit slechts gelden naar moraal en fatsoen en niet door een vordering in rechte kunnen worden gehandhaafd. Het zal vaak van de omstandigheden afhangen, of er een zedelijke aanspraak is, en niet enkel een eisch van dankbaarheid of hulpvaardigheid (ex alia virtute).

De practijk betreft vooral gevallen van toekenning van pensioen na het einde van de dienstbetrekking, onderstand aan behoeftige zuster of vergoeding aan verlaten minnares, welke zij, door middel van het begrip n. v., aan bezwarende schenkingsbepalingen zoekt te onttrekken.Lit.: o.a. Meyers, Natuurlijke of onvolkomen verbintenissen (in W. P. N. R. 2963-2965); Scholtens, De gesch. der N.V. sinds het Rom. recht (diss. 1931); Duynstee, in: Jubileumbundel Scholten (1932,126 vlg.); Suyling, Inleiding tot het burgerlijk recht (II, 44 vlg.) ; Losecaat Vermeer, in: Jubileumbundel Meyers (1935, 79 vlg.) ; H. De Page, Droit civil beige (III 1936, nr. 55-63, blz. 61-75). Petit