Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 16-10-2019

Natrium

betekenis & definitie

Chemisch element, symbool Na, rangnummer 11, atoomgewicht 22,997, in de eerste kolom van het ➝ periodiek systeem thuishoorend, met lithium, kalium, rubidium en caesium een natuurlijke familie uitmakend, in welke het met lithium weder een ondergroep vormt. Voor afleiding van den naam, zie ➝ Nitrum.

In vrijen toestand een metaal met sterk reflecteerend vermogen („witter dan zilver”); smeltpunt 97,5°; kookpunt 880°; s. g. 0,97; met zeer sterke verwantschap tot alle niet-metalen. Het ontleedt water heftig, soms met het geweld van een ontploffing.

Bij het werken met n. moet men daarom steeds de noodige voorzorgsmaatregelen nemen, dat er niet plotseling water bij kan komen. Het wordt verkregen door electrolyse van gesmolten natriumhydroxide; het vindt toepassing bij vsch. reacties in de organische chemie, voor de bereiding van natriumamide en kan mogelijk een groote toekomst vinden in de natriumlamp. N. komt in de natuur alleen in gebonden toestand voor. Naar veelvuldigheid is het in de aardkorst met 2,85% het 6e element, voorafgegaan door zuurstof, silicium, aluminium, ijzer en calcium. In tegenstelling tot kalium wordt het door den humus niet vastgehouden, zoodat natriumzouten in veel grootere hoeveelheden naar zee worden afgevoerd dan kaliumzouten. Vele in de natuur voorkomende natriumverbindingen zijn oplosbare zouten, als het chloride (➝ Keukenzout), het sulfaat, het boraat (➝ Borax), het sesquicarbonaat (➝ Trona). Daarnaast de natronveldspaat (➝ Veldspaten).

In zijn verbindingen is n. steeds een eenwaardig, sterk basisvormend element, hoewel in alle opzichten iets zwakker dan kalium.