Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Montfort (Aardrijkskunde)

betekenis & definitie

Gem. in de Ned. prov. Limburg, ten Z. van Roermond aan de Vlootbeek (XVI 448 C/D 4); kasteeldorp op een zandige hoogte in een moerassige streek. Opp. 989 ha; 1452 inw. (1 Jan. 1936), bijna allen Kath.

Landbouw en veeteelt; 66 mijnwerkers. Van het kasteel M. is een ruïne over. Jongen.Geschiedenis De burcht M. werd in de 13e eeuw gebouwd door Hendrik van Gelder, bisschop van Luik, met de steenen van een vestingtoren aan de Maas te Maastricht. Sedert 1277 is M. met onderhoorigheden aan Gelderland als het Ambt M., omvattend de steden Echt, Nieuwstad en M., dat in 1312 stadsrechten kreeg en in 1344 zelfstandige parochie werd, benevens een groot aantal dorpen, o.a. Swalmen, Asselt en Maasbracht. Bij den vrede van Munster kwam het Ambt M. aan Spanje, bij het Barrière-tractaat van 1715 aan de Staten-Generaal der Ver. Provinciën, met uitzondering van Swalmen, Krachten en Elmpt; vrijheid van godsdienst voor de Katholieken was bedongen. Uit geldnood had de Spaansche regeering het Ambt M. verpand.

De heerlijke rechten werden van 1647 tot 1732 door het huis van Oranje uitgeoefend, vervolgens door den koning van Pruisen, die ze in 1769 aan stadhouder Willem V verkocht. De burcht M. is door de Franschen in 1798 verwoest. Thans ruïne.

Lit.: Bachiene, Vaderl. Geographie (V, 1132 vlg.); Flament en de Wit, De vorming der heerschappijen in Limb. (Public. d. Limb. XLVII 1911); Meulleners en Eversen, M. (Publ. d. Limb. XXXV 1899). Thewissen.