Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Molenaar

betekenis & definitie

1° M., Priester van de Missionarissen van het H. Hart, Ned. letterkundige. * 1886 te Sneek. Medeoprichter van het maandblad Roeping en vast medewerker aan dit tijdschrift.

M. ’s innig-devote, meditatieve schetsen worden gekenmerkt door rust en verfijning; enkele van zijn biographische verhalen, die de zuivere uitdrukking zijn van een edele, fijne ziel, en geschreven in een subtielen stijl, behooren tot de mooiste voortbrengselen der moderne Kath. literatuur.Werken: In Koelen Schaduw; Geertruid van Helfta; Gemma Galgani; De H. Gertrudis, eenige uittreksels van haar werk „De heraut der goddelijke liefde”; Mechtild de Begijn; Een zeldzaam mensch: Charles de Foucauld. — Lit.: A. v. Duinkerken, Twintig Tijdgenooten.

2° Nicolaas, architect. * 30 Juli 1850 te Sneek, † 30 Dec. 1930 te Den Haag. Opzichter bij den bouw der Sneeker kerk onder dr. P. J. H. Cuypers (1869), werd hij een van diens beste leerlingen. Als zelfstandig architect gevestigd, bouwde hij vele kerken in neo-Gotischen trant, waarvan die aan de Elandstraat te Den Haag (O. L. Vr. Onb. Ontv.) als zijn meesterwerk wordt beschouwd. Later kwam hij tot vrijere vormen (H.H. Martelaren van Gorcum aan de Stadhouderslaan te Den Haag). Ook profane bouwwerken.

Lit.: Van Bouwen en Sieren (jrg. 1930). Nieuwenhuis.