Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Metalen

betekenis & definitie

zijn die stoffen, welke een sterke („metaalachtige”) glans hebben en warmte en electriciteit goed geleiden. Deze eigenschappen laten zich uit natuurkundig oogpunt samenvatten door aan te nemen, dat er in m. vrije electronen voorkomen. Uit scheikundig oogpunt zijn het alle elementen, welke onderling weer mengsels en (of) verbindingen met metaalachtige eigenschappen vormen (legeeringen).

Nooit echter vormen een metaal en een niet-metaal, of twee niet-metalen onderling, een verbinding met metallische eigenschappen. Verreweg de meeste m. kunnen in zuiveren toestand gedreven worden; alleen telluur, antimoon, arseen, silicium en borium zijn bros. De m. worden wel ingedeeld naar het soortelijk gewicht in lichte (tot s.g. 5) en zware.

Ook in ➝edele en onedele. Rationeeler is een indeeling naar de scheikundige eigenschappen. 1° M., welke vrijwel uitsluitend verbindingen vormen, waarin zij positief karakter hebben (natrium, calcium, aluminium, zink, zilver, koper, goud, kwikzilver). 2° M., welke ook in hun laagsten oxydatie-trap duidelijk zuur karakter hebben (de bovenstaande brosse m., verder zirkoon). 3° Zij, die op lagen oxydatie-trap basisch, op hoogeren zuur karakter hebben (mangaan, chroom, ijzer).Oudst bekende m. zijn goud, zilver, ijzer, koper en lood; lang voor begin onzer jaartelling kwamen hierbij nog tin en kwik. In het Westen vormde tot ca. 1600 dit zevental, elk geassocieerd met een hemellichaam, waarvan er ook juist zeven waren, de totale kennis aan m. Toen kwamen er geleidelijk bismuth, antimoon, arseen en zink bij. Omstreeks 1800 waren ook nikkel, mangaan, platina en molybdeen bekend. Daarna volgden in snel tempo de andere. De Chineezen kenden nikkel en zink reeds veel eerder.

Dit laatste was ook in het Westen reeds in zooverre bekend, dat men de bereiding van messing verstond. Zernike.