(Javaansch, Maleisch, Soendaasch enz.)
1° Goud
2° Geld
3° Schat, lieveling; geachte heer, geachte dame; als telmaat is één mas = 400.
In boeken uit of over Ned.-Indië komt men mas vaak tegen als titel of deel van een titel, bijv. radèn mas, mas ngabèi, ratoe mas. In den tegenw. tijd spreekt men een Javaan zonder titel uit beleefdheid aan met mas. Berg