Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Man

betekenis & definitie

1° Hendrik de, Vlaamsch socialist. * 7 Nov. 1885 te Antwerpen. Bestudeerde aan de hoogeschool te Gent de archieven van Gent; kwam er in aanraking met socialistische voormannen als E. Anseele en Van Beveren.

Deed aan journalistiek en streed aan de zijde van Karl Liebknecht. Gedurende eenigen tijd was hij secretaris van het Internationaal Verbond der Socialistische Jonge Wachten. In 1911 werd hem de leiding der nieuwe Centrale voor Arbeidersopvoeding toevertrouwd en talrijke socialistische scholen werden opgericht.

Stichtte de Ecole Ouvrière Supérieure. Van 1922 tot 1933 docent aan de univ. te Frankfort a. d. M. ; daarna professor aan de hoogeschool te Brussel en bestuurder van het in Juni 1933 opgerichte Bureau voor Sociale Studiën, dat met de uitwerking van het Plan van den Arbeid, ook genaamd Plan de Man, belast werd, en ondervoorzitter der sociale partij.M. is een der sterkste persoonlijkheden uit het hedendaagsche socialisme. Zijn ideeën brachten een niet te onderschatten wijziging tot stand in het Marxisme. In tegenstelling met Marx en zijn volgelingen komt M. er voor uit, dat economische of materieele factoren de socialistische gezindheid der massa’s niet bepalen, maar veeleer motieven van geestelijken aard en structuur. Zoo is M. geworden tot een van de grootste theoretici van het reformistisch socialisme.

Voorn.werken: The remaking of a mind (1919); Au Pays du Taylorisme (1919) ; La Crise du Socialisme ; Zur Psychologie des Sozialismus (1926); Der Kampf um die Arbeitsfreude (1927); Die Intellektuellen und der Sozialismus; Antwort an Kautsky; Opbouwend socialisme (1931); Sozialismus und Nationalfascismus (1931); Massen und Führer (1932) ; Réflexions sur 1’Economie dirigée (1932) ; Nationalisme en Socialisme (1932).

Lit. : È. Vandervclde, Etudes Marxistes (1930) ; E. P. C. van Gestel O.P., Het Religieus socialisme (1932) ; A. Van Hoof, H. de M. als Pedagog. Louteraar v.h.

Socialisme (VI. Opvoedk. Tschr., Febr. 1933, 270). Kuypers

2° Herman de, pseud. van S. H. Hamburger, Ned. letterkundige. * 11 Juli 1898 te Woerden. M. beschrijft in zijn landelijke, krachtig gestyleerde romans het leven der Zuid-Hollandsche boeren en kleinburgers met een strak realisme, dat echter door een hartelijke deernis met het lot der ongelukkigen wordt beheerscht. In 1927 bekeerd tot het Katholicisme, legde M. zich echter niet toe op propagandaliteratuur, doch verdiepte in zijn nieuwere episoderomans zijn weergave van eenvoudige, pakkende gemoedsconflicten der plattelandsbevolking, die hij dóór en dóór kent. Zijn roman „Het wassende water” werd bekroond door de Mij. der Ned. Letterkunde.

Werken: Aardebanden (1922) ; Weideweelde (1928); De Eenzame (1924) ; Rijshout en Rozen (1924); Het wassende water (1926) ; Meester Lampelaar (1929); De kleine Wereld (1932) ; Maria en haar Timmerman (1933); Een stoombootje in den mist (1934); De barre winter van negentig (1936); Scheepswerf De Kroonprinses (1936). Asselbergs