Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Maastricht

betekenis & definitie

A) Algemeen.

M. is de hoofdstad van de Ned. provincie Limburg; de stad van St. Servaas, belangrijk voor verkeer, strategie (vroeger sterke vesting) en cultuur (bemiddeling tusschen Romanen en Germanen); industriestad, rijk aan monumenten en natuurschoon. De gemeente (oorspr. 448 ha) is in 1920 uitgebreid tot 3301 ha, nl. in het W. met de gem. St. Pieter en Oud-Vroenhoven (Wolder, Caberg en Biesland) tot aan de Belg. grens, in het O. met deelen der gem. Meerssen (Limmel), Ambij, Heer en Gronsveld (Heugem). Aantal

inw. 65 929 (1 Jan. 1936), waarvan 95,8% Kath., 2,4% Ned. Herv., 0,2% Geref., 0,4% Luth., 0,4% Isr., 0,8% tot geen kerkgenootschap behoorende.

B) Ligging.
M. ligt aan de samenvloeiing van Maas en Jeker en is ontstaan bij het natuurlijk verkeersknooppunt, waar het Maasdal gesneden wordt door den weg langs den Noordrand van het Leisteenplateau. Hutkommen wijzen op bewoning omstreeks 2000 v. Chr. De Romeinen onderhielden een overgang over de Maas (doorwaadbare plaats?, brug?) in den heerweg Tongeren-Keulen en legden er een versterking bij aan. Als vesting van het hertogdom Brabant beschermde M. den handelsweg van Antwerpen naar Keulen, en sloot den weg naar het Noorden af. De

Maas was tot ca. 1860 druk bevaren. De Zuid-Willemsvaart (1826) verbindt M. met Den Bosch; haar voortzetting is het Kanaal Maastricht-Luik (1850). Door het Juliana-kanaal (1934) en de gekanaliseerde Maas is M. te bereiken voor schepen van 2000 ton. Het Albert-kanaal loopt langs de grens der gem., maar de stop van Lanaye belet den toegang voor groote schepen. De Fransche tijd bracht de Napoleonswegen, het midden der 19e eeuw spoorwegen: naar Aken (1853), Hasselt (1856), Luik (1861) en Roermond (1865). Tramwegen naar Vaals, Maaseik en Tongeren. M. ligt tusschen drie mijn- en industriegebieden, maar de staatkunde belet de enclave van die gunstige ligging te profiteeren.

C) Plattegrond.

De Romeinsche nederzetting ten Z. O. van het Vrijthof is blijkbaar grondig verwoest. Het oudste deel der tegenw. stad, dat een cirkel vormt met de oude brug als middelpunt, ligt op een kleine verhevenheid (ca. 50 m + A.P.)en is daardoor beveiligd tegen overstroomingen. Hier liggen het fraaie Vrijthof, het hart van M., met de St. Servaaskerk, de Markt met het stadhuis, en het O. L. Vrouwenplein met de gelijknamige basiliek (vestingbouw). De Groote Staat is de hoofdverkeersader en winkelstraat. Van de Markt leidt de Boschstraat naar de fabrieks- en arbeiderswijk in het N. W. der stad en naar de haven, het „Bassin” geheeten. Aan de Zuidzijde der oude vestingwallen is op het einde der 19e eeuw het Villapark aangelegd, terwijl in den jongsten tijd aan de Westzijde buiten de Brusselsche en Tongersche poort een moderne villawijk ontstaan is. De voorstad Wijk, ten O. der Maas door twee bruggen, de oude St. Servaasbrug en de nieuwe Wilhelminabrug, met M. verbonden, is na de ontmanteling der vesting als woon- en fabriekswijk sterk uitgegroeid, mede door de ligging van het station in dit stadsdeel; de jongste uitbreiding is het Witte-Vrouwenveld aldaar. Ten Z. van de stad ligt de St. Pietersberg, 123 m + A.P., met het fort St. Pieter, het buitengoed Slavante en de door het uitkappen van mergelblokken ontstane grotten, die ook voorkomen in de Louw-, Bosch- en Muizenberg ten W. van den Jeker.

D) Beteekenis.
M. is hoofdstad der prov., zetel van het prov. bestuur en van prov. en rijksinstellingen. Economisch is M. industriestad, vooral van fijn-ceramiek (aardewerk, porselein, sanitair, glas, kristal, tegels; in 1914 nog 7000 arbeiders, thans 4000), met als voornaamste ondernemingen: Aardewerk- en Glasfabriek De Sphinx (gesticht in 1834 door P. Regout), porseleinfabriek Mosa, Société Céramique, Kristal-Unie. Verder heeft te M. fabricage of bewerking plaats van papier, rubber, zinkwit, tabak, cement (Enci), stalen buizen (staalwerken „De Maas”); meubels, hoeden, dekens; bierbrouwerijen. In het landelijke deel der gem. is naast landbouw en veeteelt belangrijke tuinbouw en fruitteelt. De Tregabron levert mineraalwater.
E) Verzorging der bevolking.
M. telt twee dekenaten: Maastricht (met 10 parochies, alle binnen het W. deel der stad gelegen) en Wijk, waartoe behalve parochies in den omtrek, de twee in het O. deel der stad gelegen parochies behooren. Het bezit openbare kerken van Jezuïeten en Minderbroeders, en vele kapellen, o.a. die van Maria ,,Sterre der Zee”, en kloosters van Jezuïeten, Minderbroeders, Paters van het H. Hart, Broeders van de Onbevl. Ontvangenis, Liefdezusters van den H. Carolus Borromaeus („Onder de Bogen”), Zusters van het Arme Kind Jezus, Ursulinen, Franciscanessen, enz. De St. Janskerk is in gebruik bij de Ned. Herv. gemeente. Ook is er een Geref., een Evang. Luth. en een Waalsche kerk alsmede de hoofd-synagoge der Israëlieten.

Onderwijs: Kath. gymnasium en H.B.S. voor jongens; Kath. H.B.S. voor meisjes; gem. gymnasium, H.B.S. en H.H.S.; Rijkskweekschool van Onderwijzers en 3 bijz. kweekscholen (Broeders van de Onbevl. Ontvangenis, Zusters Ursulinen en Zusters van het Arme Kind Jezus); Middelb. Kunstnijverheidsschool, ambachts-, huishoud-, muziekschool.

Wetenschap en kunst: Rijksarchief, Museum van het Geschied- en Oudheidk. Genootschap in Limburg, Museum van het Natuurhist. Genootschap in Limburg, de Limb. Kunstkring (beeldende kunst); de Kon. Zangver. „Maastreechter Staar”, Stedelijk Orkest; tal van muziekgezelschappen. Jongen.

F) Bezienswaardigheden.
M. bezit een aantal oude kerken. Servaaskerk: Romaansch, 10e eeuw; Westbouw met hoofdtorens, 11e eeuw; beeldeningang vroeg-Gotiek, 13e eeuw; Gotieke omgang met pandtuin en zijkapellen; kapittelzaal, thans schatkamer met uitgebreiden reliekenschat, o.a. Noodkist (11e eeuw), buste van St. Servaas. Twee onderkerken en de 6e-eeuwsche krypte, waarin het graf van St. Servaas.

Basiliek van O. L. Vrouw, vestingtorens uit de 10e eeuw, de kerk zelf uit de 11e eeuw, zuiver Romaansche stijl. Prachtig priesterkoor met dubbele kolommenrij en beroemde kapiteelen. Twee krochten, omgang uit de 16e eeuw, waarvan een gedeelte thans schatkamer met grooten reliekenschat. In een zijkapel: het miraculeus beeld van O. L. Vr. Sterre der Zee. Onder de kerk: Romeinsche muur- en torenresten.

M. bezit nog vijf Gotieke kerken (13e-15e eeuw): de St. Jan, waarvan de toren voltooid is in 1450, de eerste Minderbroederskerk (thans rijksarchief), de Dominicaner kerk, St. Matthias, de Kruisheerenkerk en nog enkele kleinere uit denzelfden tijd, o.a. de kerk van den Nieuwenhof. Van de kerken uit de 17e en 18e eeuw worden hier slechts de grootere genoemd: de oude Jezuïetenkerk met klooster, de Augustijner kerk, de Bonnefanten en de tweede Minderbroederskerk.

Nieuwe kerken: St. Martinus (wonderbaar zwart Kruisbeeld), St. Lambertuskerk, koepelkerk van het H. Hart, St. Hubertus-, St. Theresia- en O. L. Vrouw van Lourdeskerk.

Wereldlijke monumenten: St. Servaasbrug, 13e eeuw, restauratie 17e eeuw en 1934-’35. Wilhelminabrug (1935). Stadhuis (17e eeuw, Pieter Post), gobelins, stucadoorswerk en schilderijen. Spaansch gouvernement (16e eeuw). Dinghuis (15e eeuw). Hoofdwacht (18e eeuw). Nieuw gouvernementsgebouw (1935) met oude ruiterwacht (18e eeuw). Talrijke 17e- en 18e-eeuwsche gevels. Op den St. Pietersberg de ruïne Lichtenberg en in het Jekerdal het kasteel van Canne.

Vestingwerken. Van de omwalling van 1229 bestaat nog de O.L. Vrouwewal met hoektoren en Helpoort, de wal aan het Lange Grachtje met toren, aan het Kleine Grachtje met merkwaardigen vestinghoek aan de Looyersgracht. Van de latere omwalling: het Pater-Vink-torentje en de groote wal van het Aldenhofpark met zes bastions en de waterpoort „De Reeck”. De in drie takken gesplitste Jeker was vestinggracht. Uit ca. 1500 nog twee zware bastions genaamd „De vijf koppen” en „Haet ende Nydt”. Van de latere aan den hoofdwal vooruitgeschoven stellingen bestaan nog het fort Waldeck, fort St. Pieter van ca. 1700 op den berg, en fort Willem (1815). In Wijk: een middeleeuwsche toren, het Waterpoortje en fort Randwijck.

Plantsoenen: Stadspark, Nolenspark, Aldenhofpark, Zwanengracht, Hertenkamp, Vogelpark en Berenkuil. Bijz. merkwaardig zijn de uitgestrekte onderaardsche groeven van den St. Pietersberg, reeds in de dagen der Romeinen geëxploiteerd. Thewissen.

G) Geschiedenis.
M. ontleent zijn naam aan het overtrekken der rivier: Trajectum ad Mosam, urbs Trajectensis, Trega, Trectis, Tricht, Treeg, Mestreeg.

Praehistorie en Romeinsche periode. Vuursteenen instrumenten, hutkommen en een verdedigingsgracht onder Caberg wijzen er op, dat de plek waar M. ligt, reeds in voorhistorischen tijd bewoond is. In den Rom. tijd was er een nederzetting bij de plek, waar de verkeersweg van Tongeren naar Keulen de Maas over stak. Of die overtocht per brug of over een doorwaadbare plek geschiedde, is onzeker. Men neemt wel aan, dat hier de slag geleverd werd tusschen Claudius Civilis en den Rom. veldheer Cl. Labeo in 70 n. Chr. (Tacitus, Hist. I. 1). Van het Rom. castellum (3e eeuw) zijn de fundamenten der muren en twee torens onder de O. L. Vrouwebasiliek nog aanwezig, evenals de fundamenten van een Rom. poort. Romeinsch puin, aangetroffen tusschen Helstraat en Markt, wijst op de uitgestrektheid der nederzetting rond dit versterkte bruggenhoofd. In de 4e eeuw overleed te M. de H. Servatius, bisschop van Tongeren, die wellicht bij dit castellum toevlucht zocht voor de opdringende Germanen. Met Servatius († 384?) begint de gesch. van het bisdom M.: Servatius’ opvolgers, één en twintig in getal, waarvan de meerderheid alleen bij naam bekend is, worden bisschop van M. genoemd, ofschoon van een formeele overplaatsing van den bisschoppelijken stoel niets bekend is. Zelfs als Hubertus in 722 in Luik is gaan wonen, noemen diens opvolgers zich nog bisschoppen van Tongeren. Voor de Christianiseering der Nederlanden heeft M. groote beteekenis gehad. Remaclus, de stichter van Stavelot, Amandus, de apostel van Vlaanderen, Lambertus, de bekeerder van Brabant, die met Willebrord samenwerkte, en Hubertus, de apostel van de Ardennen, waren zetelende bisschoppen van Maastricht.

Middeleeuwen. Monulphus en Gondulphus bouwden de grafkerk van St. Servaas, die als bedevaartsoord, begunstigd door de Karolingers en Duitsche keizers, vergoedde, wat de stad wegens de overplaatsing van den bisschopsstoel naar Luik aan beteekenis had ingeboet. De Merovingers hadden er een palts en een munt. M. was de in- en uitvoerhaven voor de Maas, waar de rijkstol geheven werd. De grafkerk van St. Servaas werd abdij en later rijksvrije kapittelkerk onder de voogdij der hertogen van Brabant. Daartegenover bleef het wereldlijk gezag van den Luikschen bisschop bestaan, verbonden aan de oud-kathedrale kerk van O. L. Vrouw. Hieruit ontstond de tweeheerigheid van M., in 1284 geregeld bij de Alde Caerte en tot de Fransche Revolutie van kracht gebleven, met dien verstande, dat de rechten van den hertog van Brabant in 1632 op de Holl. Republiek overgingen. M. kreeg in 1229 stadsrechten; het telde in de M.E. 23 gilden, waarvan de lakenwevers 10 000 leden zouden gehad hebben.

Nieuwe geschiedenis. De woelingen van den Tachtigjarigen oorlog hebben M. economisch te gronde gericht, vooral de verwoesting door Parma in 1579, welk jaar M. onder Spanje terugbracht met het gevolg, dat hier de Contra-Reformatie kon doorwerken, en het Calvinisme ook onder Holl. bewind er geen ingang meer vond. De militaire beteekenis der stad en het groote garnizoen waren oorzaak, dat M. economisch gunstig afsteekt bij de overige Zuidel. Nederlanden en de andere generaliteitslanden. Onder de Franschen werd M. hoofdstad van het dept. der Nedermaas en was 20 jaar bij Fr. ingelijfd.

M. is zeer vaak belegerd. Uit zijn rijke militaire gesch. zijn het bekendst: het beleg van 1303 en dat van 1407 door de Luikenaars, de Spaansche furie van 1576, het beleg van Parma in 1579, door Frederik Hendrik in 1632, door Lodewijk XIV in 1673, door de Franschen weer in 1748 en 1794, terwijl van 1830 tot 1839 generaal Dibbets wist te verhinderen, dat M. zich bij den Belg. opstand aansloot.

De grensregeling van 1839 is voor M., dat 1815-’30 zeer vooruit gegaan was, funest geweest en tot op heden een belemmering voor econ. opbloei. Het verlies van het groote garnizoen was een ramp en de aanzienlijke aardewerkindustrie gaat gebukt onder de gevolgen der Ned. vrijhandelspolitiek. Eerst sedert den Wereldoorlog is het verkeer met N. Ned. drukker geworden. De annexatiepoging van België in 1918 heeft bij de Nederlandsch voelende bevolking geen weerklank gevonden.

Lit.: W. A. Bachiene, Vaderl. geographie (V 1791); Monumenten v. gesch. en kunst in de Prov. Limburg (1e st.): De monumenten in de Gem. M. (3 afl.); Pélerin, Essais hist. et crit. sur le Dépt. de la Meuse Inf. (1803); Vlekke, St. Servatius, de eerste Ned. bisschop in hist. en legende (1935); Suringar, Bijdr. tot de kennis v. d. Regeeringsvorm van M. (1873); Panhuysen, Studiën over M. in de 13e eeuw (1933); Ruys de Beerenbrouck, Het strafrecht i. h. oude M. (1895); Bock en Willemsen, Antiquités sacrées de S. Servais et de Notre Dame à M. (1873); de Ras, Hist. de M. (I 1899); Flament, Chroniek van M. (1915); Russel, Gesch. en Oudheidk. schets der stad M. (2 dln. 1883-’84); Schoonbrood en Grossier, Schetsen uit de gesch. van M. en omstreken (twee reeksen, z. j.). Verder vele studies in Publications du Limbourg, in de Maasgouw, resp. jaarboek en orgaan van het Gesch. en Oudh. Genootschap voor de prov. Limburg, waarvan de voornaamste: Habets, Opkomst en voortgang der stad M. (Publ. I-III); id., De wederdoopers te M. (Publ. XV); von Geusau, Gesch. der kloosters te M. (Publ. XXXI); Dyserinck, De mil. gouverneurs van M. (Publ. XLVIIl); Eversen, De belegeringen v. M. (Publ. VI); Eversen en Meulleners, M. (Publ. XXXV). Vsch. geschiedk. bijdragen in den Prov. Almanak v. Limburg, en in het Gedenkboek der Ned. Herv. Gem. te Maastricht.

Thewissen.

H) Over de literatuur in het Maastrichtsch dialect, zie ➝ Limburgsche letterkunde.