Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lange

betekenis & definitie

1° Daniël de, componist, dirigent, organist; broeder van 4°. * 11 Juli 1841 te Rotterdam, † 31 Jan. 1918 te Point Loma (Californië). Na 1870 te Amsterdam als muziekleeraar en koordirigent. In 1884 stichtte hij daar met Frans Coenen, Joseph Cramer en Julius Röntgen het Conservatorium, waarvan hij later directeur werd.

Beroemd in geheel Europa was zijn klein a-cappella-koor, waarmee hij voor de oude meesters der vocale muziek propaganda maakte. Zijn composities (symphonieën; De Val van Kuilenburg, opera) zijn niet belangrijk. Koole.

2° Friedrich Albert, Duitsch wijsgeer en geschiedschrijver der wijsbegeerte. * 1828 te Wald bij Solingen, † 1875 te Marburg. Hoogleeraar teZürich, later te Marburg. Door zijn Geschichte des Materialismus und Kritik seiner Bedeutung in der Gegenwart (1866) heeft L. bijgedragen tot de hernieuwing en verdere ontwikkeling van het Kantianisme. Hij verwerpt alle metaphysiek, staat een „Psychologie ohne Seele” voor, en ziet in het Ding an sich slechts een grensbegrip van het denken. Ethiek, aesthetiek en religie verwijst hij naar het gebied der poëzie.

Lit.: F. Sassen, Gesch. v. d. Wijsb. der 19e eeuw' (1934).

F. Sassen.
3° Julius, Deensch kunsthistoricus. * 19 Juni 1838 te Vordingborg, † 19 Aug. 1896 te Kopenhagen. Naast vormen van de Antieke kunst (bijv. Jonisch kapiteel) bestudeerde hij de uitbeelding van den mensch in de kunst van verschillende tijdperken.
4° Samuel de, organist; broeder van 1°. * 22 Febr. 1840 te Rotterdam, † 1 Aug. 1911 te Stuttgart. Na 1895 te Stuttgart prof. en in 1900 directeur van het Conservatorium. Componeerde vnl. orgelwerken.