Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Lamel

betekenis & definitie

1° (electr.) dunne metalen plaatjes, op vsch. wijzen in de electrotechniek gebruikt (vgl. ➝Foucault, sub Foucaultstroomen).

2° (Plantk.) naam voor plaatjes, die, meestal straalsgewijs gerangschikt, aan den onderkant van sommige paddenstoelen worden aangetroffen. De l. zijn bekleed met een hymenium, waarin de sporen gevormd worden.
3° (Bouwk.) Houten of ijzeren staaf, gebruikt bij een bijz. wijze van ruimteoverdekking met een gewelfachtige constructie, die bestaat uit een netwerk van van te voren fabriekmatig gereedgemaakte l., waarop de dakhuid wordt aangebracht. Spanten zijn overbodig. Voordeelen: gering gewicht, weinig materiaal, korte bouwtijd, gemakkelijk de- en remontabel. Toepassing: groote hallen voor tentoonstellingen, vliegtuigen e.d., fabrieksruimten, en in het bijzonder ook voor semipermanente gebouwen. Er zijn diverse systemen en patenten (Zollinger, Hünnebeck, Junkers).