Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kus

betekenis & definitie

(liturgie). De k. als zinnebeeld van liefde en eerbied werd door de Christenen overgenomen van Joden en heidenen (Mt. 26.49; Lc. 7.45; Rom. 16.16, enz.). In de liturgie bestaat de → vredekus in de 2e eeuw (S.

Justinus, Apol. 1.65). Spoedig kuste men ook gewijde personen en zaken; van de eersten (12e eeuw): wang, borst, schouder, arm, hand, knie, voet (in het Westen uit het Oosten overgenomen), heden nog: wang (vredekus); hand, bij zegen en bij overhandiging van voorwerpen; voet, van den paus; eveneens knie, door bisschoppen in de canonisatieplechtigheid. Tot de gekuste voorwerpen behooren, behalve het kruis (→ Kruisvereering): evangelie, relieken, altaar, pateen, kelk, ook de oliën bij haar wijding en zekere paramenten bij het aandoen; voorts gewijde palmtakken en kaarsen (Palmzondag, MariaLichtmis).

Deze kust men bij overhandiging, vóór de hand van den priester, ongewijde voorwerpen daarna. → Gebaren (liturgische); Osculatorium. Louwerse Lit.: Cabrol, in Dict. d’Archéol. et Liturgie (s.v. Baiser); Eisenhofer, Handb. der Liturgik (Freiburg).