Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kurk

betekenis & definitie

Bij den diktegroei van stengels en takken wordt de opperhuid naar buiten geschoven, uitgerekt, verscheurd en vervangen door een laag kurk. Meestal in de buitenste laag schorscellen, soms in de opperhuid zelf (appel), wordt een phellogeen aangelegd, bestaande uit eenige lagen van cellen, die door hun deelingen naar binnen phelloderm of kurkschors en naar buiten periderm of kurk vormen. Het Shelloderm bestaat uit eenige lagen van cellen, die lijken op schorscellen.

De cellen van de k. sluiten aan elkaar zonder intercellulaire holten. Hun celwanden bevatten suberinen en zijn hierom ondoorlaatbaar voor water. De protoplasten der kurkcellen sterven daarom af, zoodat k. in volwassen toestand een dood weefsel is.

De kurkcellen liggen in radiale rijen gerangschikt, omdat de deelingen der phellogeencellen plaats vinden door pericline wanden evenwijdig aan den omtrek van den stengel.Een deel, dat omgeven wordt door een kurkhuid, is niet geheel van de communicatie met de buitenlucht afgesloten. Horizontale kanaaltjes, lenticellen genaamd, onderhouden de verbinding met de buitenwereld. Deze gangetjes zijn gevuld met een vulweefsel met veel intercellulaire holten. In flesschenkurk doen de lenticellen zich voor als lange gangen, die gevuld zijn met een bruin poeder, de resten van het vulweefsel. Iii de kurklaag onderscheidt men jaarringen, die op dezelfde wijze als bij het hout tot stand komen, doordat in het voorjaar dunwandige en in het najaar dikwandige cellen gevormd worden. Zeer dikke kurklagen vormen de kurkiep en de kurkeik (Quercus suber), die flesschenkurk levert en daartoe om de 6-8 jaar geschild wordt.

Melsen Gebruik. Behalve voor flesschenafsluiting wordt k. nog gebruikt voor zolen, zwemgordels, drijfkurken aan vischnetten, dobbers, voorwerpen vervaardigd uit geperst kurkmeel (vaak gemengd met houtslijp e.a.), verder voor het isoleeren van warmte en geluid, voor linoleum-fabricage e.d.

De totale jaarlijksche productie bedraagt ca. 240 000 t, waarvan Portugal 102 000, Spanje 68 000, Algiers 35 000 (in de prov. Constantine zijn ca. 400 000 ha beplant) en Frankrijk 13 000 ton leveren. Vooral de Spaansche kwaliteiten zijn doorgaans uitstekend.