Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kroniek

betekenis & definitie

De geschiedkundige schriften onder dien naam begrepen behooren tot de → verhalende geschiedenis: de feiten worden er eenvoudig in chronologische volgorde verteld, zonder zorg om een logische voorstelling. Om ze van de annalen te onderscheiden (waarmede zij vaak werden verward, vnl. in de middeleeuwen), kan men zeggen, dat ze gewoonlijk een breeder voorwerp op een synthetischer wijze behandelen. Zij hebben nl., in het begin, als stof de wereldgeschiedenis, later niettemin die van een land, een gemeenschap, een stad of een vorst.

De eerste uitgenomen, zijn ze gewoonlijk anoniem. Dikwijls worden er de gebeurtenissen in hoofdstukken verdeeld.De eerste Christel, k. was de Chronographia van Sextus Julius Africanus, voltooid in 221.

De in het Grieksch door Eusebius van Caesarea geschreven kroniek (wereldgesch. vanaf de Schepping tot 325), werd door den H. Hieronymus in het Latijn vertaald en voortgezet. Zij diende als grondslag van al de volgende; zoo bijv. die van Beda (725) en van Freculf van Lisieux (9e e.). In de 10e eeuw verscheen de eerste in nationale taal: de Anglo-Saxon Chronicle; dan die van Nestor in het Slavisch (11e en 12e e.). In de 13e e. werden talrijke k. geschreven in de volkstaal, in proza en in verzen, meer op het vasteland dan in Engeland. Zelfs de gesch. van steden en vorstenhuizen werden in k. verhaald in de 15e en 16e e. Gedurende de Renaissance trachtten de kroniekschrijvers de meesterstukken der Oudheid na te bootsen.

Wat de geschiedkundige waarde der k. aangaat, is de taak van den criticus uiterst moeilijk: de schrijver is gewoonlijk onbekend en hij heeft zijn werk uit geschriften van verscheidene voorgangers opgesteld. In het algemeen moet men in de k. twee deelen onderscheiden: aan de historie van de tijden, die den schrijver voorafgaan, mag men geen vertrouwen schenken; die van zijn eigen tijd kan dikwijls nuttig gebruikt worden. Zie ook → Chronicon Belgicum enzoovoorts.

Willaert.

Lit.: A. Molinier, Les sources de l’histoire de France (1904); E. Bernheim, Lehrbuch der histor. Methode (1914) ; M. Jansen, Historiographie u. Quellen der Deutschen Geschichte bis 1500; H.

Bloch, Geschichte der Deutschen Geschichtsschreibung im Mittelalter (1903); A. Potthast, Bibliotheca hist. medii aevi (21895-’96).