Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Koppel

betekenis & definitie

(Lat. copula),

1° (muziek) een inrichting in het orgel om de klavieren en afzonderlijke toetsen te verbinden. Men onderscheidt manuaal-, pedaal- en octaafkoppels. De inschakeling gebeurt door middel van een voettrede, van een registerknop of (zeldzaam nog voorkomend in oude orgels) door het uitschuiven van het klavier. In pneumatische en electrische orgels zijn de k. menigvuldiger en verscheidener en een rijk hulpmiddel voor de registratie; zij hebben daar tevens het voordeel, dat zij den toetsdruk niet verzwaren, wat bij de mechanische inrichting wel (en soms zeer hinderlijk) het geval is. de Klerk.
2° (Natuurk.) Een koppel van krachten noemt men het stelsel van twee gelijke en evenwijdige krachten met tegengestelde richting. De uitwerking op een vast lichaam is een wenteling.