Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Koloniaal Instituut

betekenis & definitie

1° in Nederland, vereeniging, op initiatief van den oud-minister van Koloniën J. T. Cremer en het Tweede-Kamerlid dr.

H. F. R,.

Hubrecht in 1910 opgericht, ondergebracht in een gebouw te Amsterdam, speciaal gebouwd voor het doel, de ethnographica der vereeniging op overzichtelijke wijze te kunnen tentoonstellen en de vereeniging de noodige localiteiten voor vergaderingen enz. te verschaffen. De vereeniging verkreeg de koninklijke goedkeuring bij K.B. van 27 Aug. 1910, nr. 53, Ned. Staatscourant van 7 Oct. nr. 234, en mocht zich van den aanvang af verheugen in den steun der regeering.

Het doel der vereeniging is: het verzamelen en verbreiden van kennis omtrent de Ned. overzeesche gewesten en in het bijzonder de behartiging der handels-, landbouw-, nijverheidsen andere belangen, die zoowel voor het moederland als voor de koloniën uit Nederland’s koloniaal bezit voortvloeien.Het instituut voldoet aan de steeds groeiende behoefte aan wetensch. en practische voorlichting op het gebied der overzeesche gewesten, waarin het → Koloniaal Museum niet meer in voldoende mate voorzag. In het gebouw van het instituut zijn vsch. kleinere instituten ondergebracht, die hun arbeidsveld tot bepaalde gebieden van den Ind. Archipel beperken, zooals het Atjeh-instituut, het Bali-instituut, het Oostkust-van-Sumatra-instituut, het Zuid-Sumatrainstituut. Men treft in het gebouw verder de afdeelingen secretariaat, handelsmuseum en volkenkunde. Ook gaan van het instituut Indologische leergangen uit. Olthof.

2° Belg. Koninklijk Koloniaal Instituut, opger. 1928, heeft tot doel de koloniale propaganda in het hooger onderwijs in te richten, het verband onder de verscheidene organismen, die zich met koloniale studiën bezighouden, te verzekeren, alle wetensch. studiën betreffende de kolonisatie te ondernemen. Het is in drie secties verdeeld. De eerste sectie, „Sectie der zedenleer en der politieke wetenschappen”, legt zich vnl. toe op de vraagstukken van de geschiedenis, de inheemsche politiek, de koloniale wetgeving, de volkenkunde, de letterkunde, de missiekunde, de taalkunde. De tweede sectie, „Sectie der natuuren geneeskundige wetenschappen”, houdt zich bezig met vraagstukken over natuuren staatkundige aardrijkskunde, over scheikunde en onialogie, over delfstof-, dier-, geneesen landbouwkunde. De derde sectie, „Sectie der technische wetenschappen”, bestudeert de vraagstukken, die betrekking hebben op het vervoer, de verkeersmiddelen, de burgerlijke genie, het koloniaal materieel, de toerusting, de exploitatie der mijnen. Iedere sectie is samengesteld uit 15 gewone en 30 buitengewone leden. De gewone leden worden door den koning benoemd, op voorstel van den minister van Koloniën, de buitengewone door den minister van Koloniën op voorstel der leden uit iedere sectie. De zetel van het instituut is te Brussel.

De Cleene.