Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kleuter

betekenis & definitie

is de aanduiding voor het ➝ kind na het einde van zijn eerste levensjaar tot het bereiken van den leeftijd, waarop het tot de lagere school wordt toegelaten. De gevaren, waaraan het in dit tijdperk (speelleeftijd) is blootgesteld, zijn vooral besmettelijke kinderziekten, rachitis, tuberculose, waarvan het verloop op dezen leeftijd belangrijk afwijkt van dat bij den volwassene, en ongevallen, welke bijna 9 % van de sterfte veroorzaken.

Kleuterzorg. Een goed gekozen, gemengde voeding is voor het groeiend lichaam noodzakelijk (zie het artikel ➝ Kindervoeding), terwijl zindelijkheid, een verstandige beschutting tegen de gevaren der omgeving (infecties, ongevallen) en een rationeele ➝ harding (buitenlucht) van groote waarde zijn. De beteekenis van goede woningen en ➝ speeltuinen onder deskundige leiding behoeft geen toelichting. Belangrijk is de geestelijke opvoeding in dit tijdperk (eerste moeilijke periode, Trotzalter). Consultatiebureau’s voor kleuters lichten de moeders voor bij de geestelijke en lichamelijke opvoeding. Goede kleuterscholen, liefst onder toezicht van den schoolarts, zijn vooral voor de geestelijke ontwikkeling van groote beteekenis. Voor zwakke of aan bijzondere gevaren blootgestelde kinderen dienen de koloniehuizen voor kleuters, welke tevens groote opvoedk. waarde hebben.

Lit.: Pfaundler en Schlossmann, Kinderheilk. (4I); Rombouts, Kath. Paedagogiek (met lit. opg.).

Koenen.