Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Kinderrechter

betekenis & definitie

In België vóór de wet van 1912, in Ned. voor die van 1921, geschiedde de kinderberechting door de gewone strafrechtbanken rechtsprekende met drie leden en zonder dat bij de samenstelling der zittende kamer op de deskundigheid der rechters gelet werd. Dit bracht vele nadeelen met zich. De op deze wijze samengestelde kamer beschikte niet over de noodige gegevens om de oorzaken van de jeugdcriminaliteit op te sporen.

De kinderen kwamen, evenals in de gevangenis, in aanraking met verharde boosdoeners, wat veelal de aanleiding werd tot een misdadigersloopbaan. De collegiale behandeling was een beletsel voor de noodzakelijke sfeer van vertrouwen en toegankelijkheid en voor persoonlijk contact. Ten slotte is de uitgesproken veroordeeling een bijna onoverkomelijke hinderpaal voor de wederaanpassing en reclasseering van het kind.

Daarom voerde de Belgische wet van 15 Mei 1912 en de Nederlandsche van 5 Juli 1921 den alleen-rechtsprekenden kinderrechter in. Deze berecht alle strafbare feiten van kinderen.De Ned. kinderrechter behandelt eveneens de verzoeken tot ondertoezichtstelling (→ Gezinsvoogdij) en heeft zitting in de rechtbank, die oordeelt over de gevallen van → ontzetting en → ontheffing, terwijl er stemmen opgaan hem deze rechtspraak geheel op te dragen.

De Belgische wet bepaalt verder, dat voorloopse hechtenis van minderjarigen slechts geoorloofd is in geval van strikte noodzakelijkheid, wanneer het niet mogelijk is de kinderen in vrijheid te laten en alle andere middelen van bewaking uitgesloten zijn.

B. Smeets/Collin