Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Karakter

betekenis & definitie

Oorspronkelijke beteekenis: stempel, merkteeken; beteekent in den gewonen omgang dikwijls een bepaalden trek van een persoon, zooals: een goed, een edel, edelmoedig, opvliegend karakter. In de wetenschappelijke karakterologie gewoonlijk verstaan als de gezamenlijke structuur van individueele eigenschappen, door welke een persoon zich van een ander onderscheidt. Doch dit is te wijd; het omvat de lichamelijke constitutie, het temperament, het type in het algemeen.

Ten minste diende men te verstaan : psychische eigen aard. Wij verkiezen den engeren zin van positieve eigenschap; heeft betrekking op wilseigenschappen; volgens den vorm heeft de mensch k. of is karakterloos, volgens de richting op doeleinden is het een zedelijk goed of slecht karakter.Formeel bevat het karakter:

1° Een intellectueelen grondslag van verstandelijke, zakelijke, innerlijke tegenover affectieve, subjectieve, uiterlijke motiveeringen; dit principieele geeft den wil zijn bestendigheid en berekenbaarheid. 2° De wilskracht, waar door de mensch met dapperheid en volharding consequent volgens zijn grondbeginselen handelt tegen uitwendige en inwendige afleidingen.
3° De zelfstandigheid tegenover de menschelijke omgeving.

Een groot k. kan echter slecht zijn. De wil dient gericht op de doelstellingen van de geldende zedenwet; deze richting, verbonden met de formeele eigenschappen, heeft het zedelijk k. Men kan nog spreken van een schoon k., waar het streng rationeelzedelijke getemperd is door een harmonieuze verbinding met gevoel en natuur.

Het k. als geheel is niet aangeboren, kan wel in zijn bestanddeelen door aanleg bevorderd worden, ontstaat echter in hoofdzaak uit een samenwerking van verstand en wil en is dus uiteraard verwerfbaar als gewoonte, waarde-oordeelen en beginselen in gedraging om te zetten. Zie ook → Karakterologie; Karaktertypen; Karaktervorming. Fransen