Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Kandelaar

betekenis & definitie

Kandelaber (➝ Lat. candela = kaars), eigenlijk twee benamingen voor kaarsluchter; feitelijk beteekent kandelaar heden: luchter voor één kaars, kandelaber: voor meerdere kaarsen. Bij Etrusken en Romeinen werden k. gebruikt naast ➝ toortsen, later ook naast olielampen.

Zij werden op den grond geplaatst of op tafel; andere werden gedragen. Veelal waren zij van brons.De k., die door de Kerk in haar liturgie gebruikt werden, waren dikwijls kostbaar. Zoo schonk Constantijn de Groote er aan de basilieken van Rome, ten deele van zilver en goud; van deze droegen sommige, drie meter hoog, meer dan honderd lampen (kaarsen?). Later kende men nog grootere (een van Reims was ruim 6 meter hoog, met een omvang van 3½ meter middellijn; een even hooge en even oude bevindt zich nog in Milaan). Ook de kleinere waren vaak zeer rijk uitgevoerd, met zinnebeeldige motieven versierd. Groot bleven tot op heden de k. voor de Paaschkaarsen; oude waren wel uit steen gehouwen (zoo die der 12e eeuw van St. Paulus te Rome). ➝ Kaars; Licht (in de liturgie); Zegen.

Lit.: Dict. d’Archéol. et de Liturgie (s. v. Candelabre, en Chandelier); Sauer, Symbol, des Kirchengebäudes (Freiburg).

Louwerse.