Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Kalender

betekenis & definitie

1° Burgerlijke k., lijst van alle maanden en dagen van het jaar.

2° Kerkelijke k. In liturg, zin: dezelfde lijst, doch voorzien van aanduiding der liturgische viering der dagen. Zie ook ➝ Kalendarium.
3° Een methode om den tijd, met het oog op kerkelijke, burgerlijke of wetenschapp. doeleinden, in bepaalde perioden te verdeelen. Sommige dezer perioden (dagen, maanden, jaren) berusten op astronomische perioden (zonnedag, synodische maand, tropisch jaar; ➝ Jaar), andere (weken, uren) zijn zuiver kunstmatig. De ingewikkeldheid en de betrekkelijke onnauwkeurigheid van k. zijn grootendeels te wijten aan de onmeetbaarheid van genoemde astron. perioden. Het begrip k. valt vrijwel samen met tijdrekening. Zie aldaar de verschillende systemen (Babylonisch, Joodsch, Christelijk enz.), volgens welke de tijd berekend werd of wordt.

Reeds in de M.E. vindt men den k. uitgebeeld, zoowel door voorstellingen van de maanden (bijv. in een hs. uit de 11e eeuw, in het Britsch Museum; in steenen reliëfs aan kathedralen en abdijen (zie onder), als door voorstellingen met velerlei teekens en figuren, die de dagen, de feesten en zelfs de uren aangeven. Daarnaast komen voor: de ➝ Kalendaria. Deze kunnen voor altijd geldend of slechts voor een bepaald jaar dienstig zijn. Vooral in dezen laatsten vorm is de kalender nog steeds een alledaagsch gebruiksvoorwerp. Naar de wijze van uitvoering kent men scheur-, week-, maand-, zakkalenders enz. Vaak worden zij afgedrukt vóór in een jaarlijks verschijnend boekwerk, dat op zijn beurt daaraan zelf den naam k. ontleent. Een uitgave als de „Kalender voor Protestanten in Nederland” (1856-1863) was een jaarboekje van een soortgelijken opzet als de Volksalmanak voor Ned. Katholieken, de Volksalmanak voor Ned. Protestanten, de Muzenalmanak e.d. Voorst. in de kunst. De oudste geïllustreerde k. onder Christelijken invloed is de Chronographia van 354, voortgekomen uit reeds bestaande heidensch-Romeinsche k. en alleen bewaard in 17eeeuwsche kopieën. De maanden worden in miniaturen weergegeven door de bezigheden ervan uit de beelden in symbolen, dieren, vruchten, groenten enz. Verder zijn bekend een in steen gehouwen k. te Carmona (Andaluzië) uit de 5e eeuw, de marmeren kalenderplaten te Napels (9e eeuw), alsook de kalenderpilaar te Souvigny (Frankrijk) uit de 12e eeuw en de uitbeelding van den k. in de portalen van Amiens, Chartres, Bourges en Notre Dame te Parijs; ten slotte de k. in het Speculum Humanae Salvationis en die in het Getijdenboek van den hertog van ➝ Berry (15e eeuw), waaraan de gebroeders van Limburg arbeidden.

Lit.: Dict. d'achéol. chrét. (II 1585-1593); G. Leidinger, Fläm. Kalender (München 1912).