Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Jeugdwerk

betekenis & definitie

Onder dit trefwoord wordt een overzicht gegeven van de Ned. en Belg. jeugdorganisaties, alsmede van de bekendste jeugdorganisaties in enkele andere landen. Aan de systematische opsomming op den grondslag der statutaire bepalingen inzake het hoofddoel (II), gaat een overzicht vooraf van het ontstaan der jeugdorganisaties uit de behoeften der tijden in Nederland (I).

Hieruit blijkt duidelijk de sociale functie der jeugdorganisaties en de samenhang met andere maatschappelijke stroomingen.II. Hier volgt een overzicht van de Ned. en Belg. jeugdorganisaties, en eenige uit andere landen, volgens hun statutair vastgelegd hoofddoel.

A) Katholiek jeugdwerk.
a) In Nederland.
1° Algemeen vormend. De verscheidenheid van vorm in het Kath. jeugdwerk is zeer groot. Voor de meisjes de K.J.M. en de Kath. Jeugdvereeniging (K.J.V.) voor de onder- en boven-zestienjarigen naast de ➝ Graal in het bisdom Haarlem en de K.A.J.V. in het bisdom Roermond. Is de verscheidenheid hier niet zoo groot en vooral de eenheid van bestuur en leiding sterk gecentraliseerd, bij de mannelijke jeugd is dat anders. Voor de onder-zeventien-jarigen groeit het Kath. jeugdwerk uit naar de eene parochiale jeugdvereeniging, de Kath. Jongens Centrale (K.J.C.), voor jongens van alle standen en maatschappelijke groepen, met als middelpunt een kernvorming in Jonge Wacht of Kruisvaart. Voor de boven-zestien-jarigen zijn er de sociaal georiënteerde jeugdvereenigingen de Jonge Werkman, de Kath. Jonge Middenstandsvereeniging (K.J.M.V.), de Jonge Boeren (➝ Boer, kol. 527) en ➝ Jonge-Werkgeversvereeniging, terwijl de Jong-Studentenvereeniging zoowel onderals boven-zeventien-jarigen omvat. Daarnaast staan de meer algemeen georiënteerde groepeeringen der St. Joseph-Gezellen (➝ Gezellenver.) en der R.K. ➝ Verkenners. Voor de geestelijke en maatschappelijk verwaarloosden gelden het Sint ➝ Franciscus-Liefdewerk (voor jongens) en Sint ➝ Francisca Romana-Liefdewerk (voor meisjes).

Lit.: Voor uiterlijken omvang van de Kath. vrije jeugdvorming vergelijke men de Jaarboeken v. h. R.K. Centraal Bureau voor Onderwijs en Opvoeding, deel R.K. Jeugdorganisatie. Verder: Opvoedk. Broch. reeks R.K. Jeugdbeweging in Ned. (dl. IX, I en II); Verslagboek v. h. Eerste Nationaal R.K. Jeugdcongres; Jaargangen v. h. tijdschrift Dux; Fr. S. Rombouts, Historiese Pedagogiek (IV).

2° Godsdienstig. De zuiver godsdienstige vereenigingen hebben veelal jeugdafdeelingen, die in methode van vorming zich aan de speciale behoeften der jeugd aanpassen. Afd. van meisjes en jongens zijn gescheiden. ➝ Congregatie van Maria; Derde Orde; Eucharistische kruistocht; Familie (H.); Oblaten van den H. Benedictus.
3° Met sociaal doel. Eigenlijke jeugdvereenigingen voor Kath. jeugdigen met sociaal doel zijn er niet. Voor de Kath. vakjeugd staat open het aspirant-lidmaatschap der R.K. vakbonden. ➝ Vakorganisatie (sub: Kath. vakorganisatie).

Lit.: Jaarg. v. h. R.K. Werkliedenverbond; Het Patronaat (oudere jaargangen).

4° Met politiek doel. Een afzonderlijke organisatie der Kath. jongeren is er niet. De R.K. Staatspartij kent voor dezen het aspirant-lidmaatschap. Politieke ontwikkeling en opvoeding geschieden onder voorlichting der R.K. Staatspartij door de eigen jeugdorganisaties.

Lit.: Dux (Jan. en Juni 1935 ); B. Knoppers, Jeugd en Jeugdbeweging (II).

5° Voor lichamelijke opvoeding, zie ➝ Sport (sub: Sportorganisaties, Kath.). Voor anti-alcoholistische opvoeding, zie ➝ Sobriëtas.

Zie verder ➝ Eer en Deugd (Voor).

b) In België.

Voor de jongens bestaan er in België twee vereenigingen voor Kath. Actie, onafhankelijk van elkaar: het J.V.K.A. (Jeugdverbond voor Kath. Actie) en de A.C.J.B. (Association Catholique de la Jeunesse Belge). Beider leiders worden door de bisschoppen aangesteld. Aldus worden gegroepeerd:

1° de organisaties met sociale strekking:
a) de Christen arbeidersjeugd (➝ Kajotters);
b) de boerenjeugd;
c) de Christen middenstandsjeugd;
d) de Christen jonge werkgevers.
2° De opvoedende of culltureele organisaties:
a) de patronen;
b) de Kath. studentenactie;
c) het Vlaamsch verbond der Kath. Scouts;
d) de Kath. turnkringen.
3° De zuiver godsdienstige organisaties:
a) de Eucharistische Kruistocht;
b) de Derde Orde van den H. Franciscus;
c) de Mariacongregaties.

Voor de meisjes bestaat er in België één enkele algemeene organisatie met twee secties: de V.J.V.K.A. (Vrouwelijk Jeugdverbond voor Kath. Actie) en de A.C.J.B.F. (Association Cath. de la Jeunesse Belge Féminine). Aan het hoofd van deze alg. organisatie staan een alg. voorzitster en twee alg. proosten, de eene voor de Vlaamsche, de andere voor de Waalsche secties. Elke sectie omvat aangepaste onderorganisaties: B.J.B. (Boerinnenjeugd) en J.A.C.F. (Jeunesse agricole Cath. Féminine); V.K.S.J. (Vrouwelijke Kath. Studeerende Jeugd) en J.E.C.F. (Jeunesse Estudiantine Cath. Fém.); V.K.B.J. (Vrouwelijke Burgers- en Middenstandsjeugd) en J.I.C. (Jeunesse Indépendante Cath. Fém.); V.K.A.J. (Vrouwelijke Kristen Arbeidersjeugd [➝ Kajotters (Kajotsters)] en J.O.C.F. (Jeunesse Ouvrière Chrétienne Fém.); K.H.S. (Kath. Hoogeschool Studentinnen) en J.U.C.F. (Jeunesse Universitaire Cath. Fém.).

Elke nationale organisatie omvat de diocesane en de gewestelijke organisaties en deze de parochiale.

c) In andere landen.

Italië. De vier Kath. jeugdcentralen: die der jongens, der meisjes, der studenten en der meisjesstudenten, vormen met de beide centralen der mannelijke en vrouwelijke volwassenen de Kath. Actie.

Frankrijk. De Kath. jongens zijn met het oog op de Kath. Actie georganiseerd in de Association de la Jeunesse Cath. française; de meisjes vormen een sectie in de Ligue Féminine d’Action Catholique française.

In de andere landen is een samenvoeging der organisaties van jongens en meisjes met het oog op de Kath. Actie reeds tot stand gekomen of in voorbereiding.

Lit.: „Juventus catholica”, die Katholischen Jugendverbände Europas (Zug 1932). Speciaal overzicht van de mannelijke jeugdorganisaties in Europa. Zie verder ook de jaargangen van „Dux”.

B) Niet-Katholiek jeugdwerk.
a) In Nederland.
1° Met algemeen vormend doel, zie ➝ Joden (sub VII); Protestantsch jeugdwerk; Sociaal-Democratisch jeugdwerk; Communistische Jeugd-Holland.
2° Met sociaal doel. De jeugdigen uit Sociaal-Democratische kringen kunnen zich aansluiten bij de vakvereenigingen van het Ned. Verbond van Vakvereenigingen. Zij vormen daar afzonderlijke jeugdafdeelingen. De jeugdigen van Prot.-Christelijke richting kunnen zich als aspirantleden aansluiten bij het Ned. Christelijk Vakverbond.

Bevordering van vakkennis, bescherming tegen verkeerde invloeden, hulp bij de vakopleiding, voorziening bij ziekte, werkloosheid, staking en uitsluiting stelt zich het jeugdwerk met sociaal doel tot taak.

Lit.: B. Knoppers, Jeugd en Jeugdbeweging (II).

3° Met politiek doel. Voor de niet-Kath. jongeren zijn er de volgende vereenigingen met politiek doel: Bond van Jonge Liberalen, met orgaan „De jonge Liberaal”; de Vrijzinnig-Democratische Jongeren-Organisatie (V.D.J.O.), met orgaan „De Hand aan den ploeg”; Federatie van Chr. Hist. Jongeren-groepen, met orgaan „De Chr.-Hist. Jongeren”; Anti-revolutionnaire Jongeren-Actie (A.R.J.A.). Deze zijn alle vereenigingen voor jongeren met een uitgesproken politiek doel. Naast deze zijn er vereenigingen, die, al hebben zij een meer ideëele strekking, toch op het terrein der practische politiek belanden, o.a. het Nationaal Jongeren Verbond, Nationale Jeugdstorm en Oranje Garde.

Lit.: Dux (Jan. en Juni 1935); B. Knoppers, Jeugd en Jeugdbeweging (II).

4° Met speciaal doel. Hier dienen vermeld: De Jongeren Vredesfederatie, met orgaan „Vredesstrijd”, Studenten-Vredesactie en Jongeren Vredes-Federatie, die heel dicht het terrein der practische politiek benaderen. Verder de drankbestrijdings-jeugdbonden, o.a.: De Orde van de Jonge Tempelieren, met het orgaan „De neutrale jonge Tempelier”; de Jeugdbond voor Onthouding (J.V.O.), met het orgaan „De Jonge Onthouder” en het leidersblad „Weg en Doel”; de Jongelieden Geheelonthoudersbond, met het orgaan „De Jonge Strijd”; de Ned. Bond van AbstinentStudeerenden, met het orgaan „Jonge Kracht”; de Ned. Chr. Jongelieden-Geheelonthoudersvereeniging De Schakel, met het orgaan „De Schakel” en de jeugdafdeeling „Hoop der Toekomst”; de JongeliedenChristen-Geheelonthoudersbond; en de Christelijk Studeerenden Geheelonthoudersbond. Van geheel andere strekking zijn o.a. de Ned. Jeugdbond voor Natuurstudie; Internationaal Jeugdverkeer; het Dietsch Studenten-Verbond, dat streeft naar versterking van het saamhorigheidsgevoel onder alle dragers der Dietsche beschaving. Bij vele van deze jeugdvereenigingen beperkt zich de werkzaamheid niet tot een speciaal onderdeel der jeugdopvoeding, terwijl enkele zelfs in den zin van jeugdbeweging werkzaam zijn.

Lit .: Dux (Juni 1935); Handboek voor Jeugdleiders (I); B. Knoppers, Handboek voor Jeugdbeweging (II).

b) In België.

De niet-Kath. jeugdorganisatie in België is bij lange niet zoo groot als de Katholieke en streeft in hoofdzaak politieke doeleinden na.

Onder de niet-Kath. jeugdwerken in België zijn vnl. aan te stippen de socialistische jeugdwerken. Deze omvatten drie onderscheiden takken, nl.

10 De nationale federatie der socialistische Jonge Wachten (S.J.W.). Deze jonge wachten hebben een hoofdzakelijk politiek werkingsterrein en zijn bijzonder belast met de politieke propaganda vooral in verkiezingstijd. Het is de minst interessante groep van de socialistische jeugdorganisatie.
2° De arbeidersjeugdcentrale (A.J.C.). Deze centrale omvat drie groepen, nl. een eerste groep voor de jongeren dan 12 jaar (nestvalken); een tweede groep voor de leden van 12 tot 16 jaar (roode valken) en een derde groep voor de meer gevorderden van 16 tot 20 jaar (ajotters). De A.J.C. beoogt een meer cultureele vorming te geven aan de jeugd in het kader van het socialisme. Uitgegaan wordt van de gedachte, dat de gemeenschap waard is wat de enkelingen waard zijn. De A.J.C.-beweging is om zoo te zeggen geheel uitgebouwd uit Duitschland overgenomen. In 1934 werd het aantal leden op ca. 3 000 geschat. Zij beschikken over twee organen, nl. „De Jonge Kameraad” en „Le Jeune Pionnier”. Als middelen tot actie wenden zij een soort roode scouting aan: openluchtleven, uitstappen, reizen, kampeeren, zang, spreekkoren, studiekringen, enz. Langs den weg van vermaak wil de A.J.C. aan de jeugd een integraal socialistische opvoeding geven.
3° De centrale commissie voor lichamelijke opvoeding (Cekalo) groepeert de turn- en sportfederaties der arbeidsbeweging. Bij deze drie groote takken zou men nog kunnen rangschikken de syndicale jeugdbeweging, te Antwerpen gesticht in 1931 met het doel de jonge arbeiders te richten naar de socialistische syndicaten, en uit de knapsten syndicale leiders te kiezen.

Lit.: Verslagen v. h. 47e Kongres der Belg. Werkliedenpartij 27 en 28 Mei 1933; P. Bogaerts, De Roode Jeugd (Hern. jg. 1934 nrs. 1 en 2).

De liberale partij kent nagenoeg geen jeugdwerken. Alleen zijn aan te stippen de Liberale Jonge Wachten, die evenals de socialistische en Kath. Jonge Wachten een louter politiek karakter hebben, alsook de liberale turnmaatschappijen, die de sportieve jeugd der partij groepeeren. De jeugd der Algemeen Vlaamsch Nationalistische partij wordt gegroepeerd in het Algemeen Vlaamsch Nationaal Jeugdverbond (A.V.N.J.).

c) In andere landen.

De fascistische partij in Italië en de nationaal-socialistische in Duitschland hebben van den aanvang af de jeugd in haar propaganda betrokken. Zoo werd in Duitschland de Hitler-Jugend in 1925 in Plauen gesticht als organisatie van de nat.-soc. jeugd. Zij wil de geheele Duitsche jeugd van 10 tot 21 jaar vereenigen en tot eer, trouw, kameraadschap en weerbaarheid op voeden. Leiding is in theorie in handen van de jeugd zelf, feitelijk in handen van mannen en vrouwen der N.S.D.A.P. Middelen zijn: dienst, Heimabende, scholingskampen. Hoofdgroepeeringen: Hitler-Jugend en Bund Deutscher Mädchen. De H. J. bestaat uit Deutsches Jungvolk (10-14 jaar), de eigenlijke Hitler-Jugend (14-18 jaar) en Nat. Soz. Studentenbund. De Bund Deutscher Mädchen uit Deutscher Jungmädelbund (10-14 jaar) en Bund Deutscher Mädchen (14-21 jaar). Aan het hoofd van de toporganisatie staat de Rijksjeugdleider Baldur von Schirach. De leiders komen meerendeels voort uit de „bündische” jeugdbeweging. Ondanks overname van kleeding en uiterlijken levensstijl der jeugdbeweging ontbreken haar de eigenlijke kenmerken (het trekken werd demonstratief marcheeren). De in 1932 naast de H. J. bestaande jeugdvereenigingen zijn thans (1936) of geheel opgegaan in de H. J., zooals de niet-confessioneele en de Protestantsche, of in hun bestaan bedreigd, zooals de Katholieke, wier leden ondanks art. 31 van het Rijksconcordaat genoodzaakt worden tot de H. J. toe te treden. Een Reichsjugendgesetz is zeer spoedig te verwachten.

Lit.: Leidersorgaan der H. J.: Wille und Macht (Berlijn); Ambtelijk orgaan der Rijksjeugdleiding: Die H. J. (München).

Italië. Het verdrag van Lateranen was nog niet geratificeerd, toen het reeds tusschen Vaticaan en Fascistischen Staat tot een conflict kwam over de vorming der jeugd. De Staat toch duldt geen enkele organisatie naast de door hem zelf opgerichte en geleide, behalve de zuiver godsdienstige (kerkgenootschappen). Zoo moest alle jeugdwerk geconcentreerd worden in de Balilla, den eersten trap van de geheele fascistisch-militaire vorming der jeugd (voor den leeftijd van 8 tot 18 jaar), opgericht in 1925. Zij voedt de Ital. jeugd op tot burgerzin, organiseert cursussen van vakopleiding en militaire scholing en bevordert de sportbeoefening. Ze voorziet ook in geneeskundige hulp en in kleeding en schoolbehoeften voor behoeftige leerlingen. Daar bij dit alles de godsdienstige invloed der Kerk op de leiding der jeugd dreigde verloren te gaan, nam het conflict een zeer scherpen vorm aan; Pius XI gaf in zijn encycliek Non abbiamo bisogno van 29 Juli 1931 de rechten en principen der Kerk t.o.v. Kath. Actie en jeugdbeweging uitvoerig aan. Ten slotte kwam het tot een compromis: Kath. jeugdbonden mochten blijven bestaan, doch slechts met uitsluitend godsdienstig doel. Behalve vanen met zuiver godsdienstige emblemen, mogen ze geen andere dan de nationale vlag voeren. Sportbeoefening is totaal uitgesloten; dit komt alleen toe aan de Balilla, die nochtans opengesteld is voor den godsdienstig-vormenden invloed der Kerk. Zoo bestaat er een voorschrift om op Zondag Mis te hooren, en ruim 2 000 priesters zijn als aalmoezeniers in de Balilla werkzaam.

Lit.: Civiltà Cattolica der latere jaren (passim). Zie voor andere landen ook de vsch. jaargangen van „Dux”, en ook het art. ➝ Communistische opvoeding.