Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Haver

betekenis & definitie

Haver - (Avena L.), geslacht van de grassen; telt 60 soorten in de gematigde streken. Men onderscheidt twee groepen, nl. eenjarige, met hangende aren, en overblijvende soorten, met rechtopstaande aren.

Van de laatste groep is A. pubescenseender beste weidegrassen. Een lastig onkruid van dit geslacht is de bekende oot (even of vlaghaver), A. fatua.

Het Fransch raaigras of havergras, Arrhenatherum elatium, wordt ook als wel Avena elatior tot dit geslacht gerekend.Het meest van belang zijn echter de eenjarige soorten, waartoe de cultuurhaver, A. sativa, behoort, met de ondersoorten pluimhaver, A. diffusa, troshaver, A. orientalis, en → evene, A. strigosa (→ Graan). Als voedselgewas zijn deze vooral in Skandinavië, Groot-Brittannië en Duitschland van belang, waar hiervan in vsch. vormen smakelijke gerechten worden bereid (zie onder). Als paardenvocdsel zijn zij echter nog belangrijker. Bouman De haver is een ook in onze streken van ouds veel verbouwde graansoort. Voor geschiedenis, verbreiding en botanische kenmerken, zie → Graan.

Teelt

H. wordt in Ned. vrijwel uitsluitend als zomergewas verbouwd. Zij groeit op alle grondsoorten, al geeft zij de voorkeur aan de zwaardere, goed vochthoudende kleien zavelgronden. De vochtbehoefte is groot, een droge zomer en vooral een droog voorjaar zijn voor haar groei meestal zeer nadeelig. Op de hoogere zandgronden verbouwt men daarom nog veel de minder vochteischende, vroegrijpe zwarte h., waarvan het ras Zwarte President ook minder gevoelig is voor ontginningsziekte. Door haar groot wortelvermogen kan de h. moeilijk opneembare voedingsstoffen zich nog wel toe-eigenen, vraagt daarom geen zware bemesting en stelt ook geen hooge eischen aan de plaats in de vruchtwisseling.
H. wordt dikwijls gebruikt als dekvrucht voor roode klaver, alsmede voor gras- en klaverzaden bij den aanleg van grasland (dun zaaien en een ras met stevig stroo is dan wel gewenscht). Vroeg zaaien (Maart) verdient alle aanbeveling; het gewas lijdt dan minder van droogte, minder door vreterij van insecten en geeft zwaardere korrel en ook een gunstiger verhouding korrel : stroo. Rijenzaai, om daardoor speciaal het onkruid, o.a. herik, te kunnen bestrijden, moest vooral bij h. algemeen toegepast worden. Aug. is de oogstmaand voor de h., de zwarte h. is echter reeds eind Juli rijp.

Veel verbouwde rassen zijn: van de zwarte h.: Zwarte President en Orion II; witte h.: Zegehaver, Adelaar-, Steren Binderhaver; gele h.: Goudenregen II. Zie verder ook → Evene.

Lit.: Zade, Der prakt. Haferbau (z1922); Ten Rodengate Marissen, Bijz. Plantenteelt (I 31922). Dewez Gebruik. Door vermaling van haver krijgt men het havermeel, dat vnl. als veevoeder gebruikt wordt. Havergort of haverdegort en havergrutt e n zijn, wat fabricatie en gebruik betreft, met de overeenkomstige producten uit gerst te vergelijken. → Gerst; Gort; Grutten. Havermout wordt gemaakt door geheel of gedeeltelijk van de schil ontdane haverkorrels te pletten en te stoomen.

Deze laatste bewerking bestaat in een snelle verhitting van de haverkorrels in vochtigen toestand. Het zetmeel wordt hierbij gedeeltelijk ontsloten en oplosbaar gemaakt, dus a.h.w. vóórgekookt. De pap, die men uit deze havermout maakt, kookt daardoor zeer vlug gaar. Aan haverspijzen worden in bepaalde ziektegevallen bijz. werkingen toegeschreven, die in voedsel uit de andere granen niet aanwezig zouden zijn. G. v. d. Lee Haveraaltje → Haverparasieten.