Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Hanze

betekenis & definitie

Hanze - 1° ➝ Middenstandsbeweging.

2° Na de invallen der Noormannen en vooral in de 12e eeuw vestigen de Duitschers (ook Vlamingen en Hollanders) koloniën aan de kusten van de Oostzee. Die kolonisten zijn ook kooplieden, die betrekkingen met het moederland onderhouden. Om te midden der gevaren van een vreemd land niet alleen te staan, sluiten die kooplieden zich aaneen en vormen Hanzen. Het woord is van Germaanschen oorsprong, komt reeds in het Gotisch voor en beteekent: schare.

De eerste Hanzeatische gemeenschap is die van het eiland Gotland, waar de stad Wisby nog talrijke herinneringen van monumentalen aard aan bewaart. De overgang van koopliedenhanzen tot stedenhanzen komt tot stand onder invloed van Lübeck, dat zich in de eeuw tusschen Hendrik den Leeuw en Rudolf van Habsburg op ongelooflijk snelle wijze ontwikkelt. De verzwakking van het keizerlijk gezag droeg er machtig toe bij de steden uit zelfbehoud tot aaneensluiting te brengen. Het stadsrecht en de munt van Lübeck breidden zich over vele steden aan de Oostzee uit. In een oorkonde van 1358 wordt deze stedenbond het eerst Duitsche H. geheeten. In Engeland en in Vlaanderen waren de Duitsche kooplieden wel bij de H. aangesloten, maar geen steden.

In de Nederlanden vindt men wel in het O. eigenlijke Hanzesteden: Groningen, Kampen, Deventer, Zwolle, Arnhem, Nijmegen, Roermond, Dinant e.a., maar in het W. niet. De aldus ontstane Duitsche H. verkrijgt allengs het monopolie der vrachtvaart op Oost- en Noordzee tot aan de Loiremonding, die in haar taal eenvoudig „baai” genoemd wordt. Zelfs komt er in de tweede helft der 15e eeuw een nederzetting in Lissabon voor. Deze nederzettingen worden beheerscht door eigen recht, alleen in Zweden aanvaarden zij het plaatselijk recht. Zelfs hebben de Hanzeaten bijna overal, behalve in Vlaanderen en Engeland, eigen kerken gehad.

Oorlogszuchtig is de H. nooit geweest; wanneer haar handelsmonopolie gevaar liep, schrok zij niet voor wapengeweld terug. Toen de gedachte der Scandinavische Unie, die in 1397 te Kalmar werkelijkheid werd, opkwam onder de regeering van Waldemar den Grooten van Denemarken (1350-’75), stond ook de strijd met de H. voor de deur. In 1361 worden de Gotlanders voor de poorten van Wisby door de Denen verslagen. Dit trekken de Wendische steden zich aan. Niet alleen werd Denemarken buiten het Hanzeverkeer gesloten, maar een vloot uitgerust, die Helsingborg belegerde. Terwijl de meerderheid der bemanning aan land was, overvielen de Denen de vloot en vernietigden haar in 1362.

Aanvankelijk was de H. door deze nederlaag zeer ontmoedigd, maar toen Waldemar de Hanzesteden verdrukte, kwam in 1367 de eerste groote Hanzebijeenkomst bijeen te Keulen, omdat men er prijs op stelde, ook de steden in het W. in de actie te betrekken. Kampen, Harderwijk en Elburg kwamen dan ook ter vergadering. Dit leidde tot de Keulsche confederatie van 1367. Een vloot van 41 schepen met 1950 gewapenden werd uitgerust. De tocht had een schitterend verloop. Waldemar wachtte de komst der vloot niet af, maar vluchtte uit zijn rijk.

In 1370 maakte de vrede van Straalsond een einde aan den oorlog en aan de Deensche bedreiging. Ter vijfhonderdjarige herdenking werd in 1870 de „Hansische Geschichtsverein” opgericht.

Na Straalsond had de H. spoedig met de Vitaliebroeders of Likedeelers te doen, zeeroovend gespuis, dat na den strijd met Waldemar en zijn dochter Margaretha, eigen vloten had ingericht. Moeilijkheden met Brugge en vooral met Engeland heeft de H. vaak gehad, wat aanleiding werd tot het herhaald verleggen van den „stapel”. Ook de Holl. steden, aan wier hoofd Amsterdam, kregen genoeg van de hegemonie der H., en in 1428 brak er tusschen deze en de H. een felle oorlog uit, die niet ten voordeele der eersten afliep. Van 1471-’79 was het opnieuw strijd tusschen de H. en deze steden.

De confederatie van Keulen heeft niet tot een eigenlijke constitutie geleid. Wel kwamen sindsdien meer alg. vergaderingen bijeen, maar zelfs de Hanze-atische statuten van 1417 mogen niet als een constitutie gelden. Lübeck heeft op die vergaderingen de leiding. Er ontwikkelen zich, sinds de eerste gemeenschappelijke onderhandeling van 1252 met Vlaanderen, drie kernen in de H., nl. Lübeck, Keulen en Wisby. Na den val van Wisby, waarvoor noch Danzig, noch Riga in de plaats zijn gekomen, is er in de H. een wondeplek.

In de twee overgebleven groepen zijn er weer steden aan te wijzen, die de minder belangrijke vertegenwoordigen. Zoo staan de Overijselsche steden onder leiding van Kampen, de Kleefsche onder Wezel; Nijmegen vertegenwoordigt de steden van de Betuwe.

Op de vergaderingen waren de grootere steden door twee, de kleinere door één raadsheer vertegenwoordigd, vergezeld van den stadssecretaris of pensionaris. Ca. 1500 wordt het gebruik, dat de leidende steden er een „syndicus”, een juridisch gevormden secretaris, op nahouden, w.o. beroemde persoonlijkheden, als Albert Krantz. In het midden der 16e eeuw kwam er een syndicus voor heel de H. Diens ambt bleef niet lang bestaan. Het verloop der verhandelingen leert men kennen uit de Hanzerecessen, een soort notulen, waarin persoonlijkheden zelden uitkomen en meer een beeld van het gewordene als van het wordende gegeven wordt. Zij zijn ook niet ter vergadering zelf gemaakt, maar zijn, behoudens enkele brokstukken, afschriften.

Al waren de dagvaarten der H. niet beroemd om hun snelle voortvarendheid, wanneer het er op aan kwam, wist men in den regel toch wel tot besluiten te komen. Er bestond geen ingewikkelde financieele regeling, noch iets, wat op een budget voor oorlog leek. Voor elke afzonderlijke gelegenheid moest een afzonderlijke overeenkomst worden aangegaan en dientengevolge een afzonderlijke vloot of leger worden uitgerust.

De ondergang der H. werd veroorzaakt door de vijandigheid der landsheeren in de 15e e., door de inwendige woelingen der gilden, door het uiteenloopen der stedelijke belangen, als van Danzig en Lübeck in Engelsche zaken, van Danzig en Keulen in de verhouding tot Brugge. Het sluiten van het Hanzekantoor te Nowgorod in 1494 door Iwan III wordt gewoonlijk als de eerste stap naar den ondergang der H. beschouwd. Veel indruk schijnt die sluiting nochtans niet op de tijdgenooten te hebben gemaakt, daar zij eer een gevolg was van reeds ingetreden achteruitgang dan het begin ervan. Van grooter beteekenis waren de oorlogen met de Denen in het begin der 16e e. en later. De episode van Jürgen Wullenwever in de jaren dertig, hoewel ze eigenlijk slechts tot de Lübecksche geschiedenis behoort, heeft aan de H. veel kwaad gedaan. De ontdekking van Amerika heeft geen noemenswaardig nadeel aan de H. toegebracht. Maar de groote energie der Holl. kooplieden der 16e en 17e eeuw heeft de H. naar den achtergrond gedrongen.

Lit.: D. Schäfer, Die deutsche Hanse (Bielefeld en Leipzig 31925); P. A. Meilink. De Ned. Hanzesteden (1912). W. Mulder S.J.