Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-11-2019

H) Onderwijs

betekenis & definitie

Het onderwijs behoort tot de bevoegdheid der provincies, behalve het hooger en het beroepsonderwijs. In 1934 waren er 8.913 gesubsidieerde scholen, waarvan 4.782 met 364.641 leerlingen voor Europeanen en 4.131 met 446.674 leerlingen voor inboorlingen. Het hooger onderwijs dateert van 1873, toen de University of the Cape of Good Hope gesticht werd; deze nam enkel examens af, terwijl het onderwijs gegeven werd aan met de universiteit verbonden University Colleges.

In 1918 werden drie universiteiten gesticht met bevoegdheid tot het geven van onderwijs en tot het afnemen van examens: die van Zuid-Afrika (als federale) en die van Kaapstad en Stellenbosch. In 1921 kwam die van Witwatersrand erbij, in 1930 die van Pretoria.

I) Recht en rechtspraak

In de U. geldt nog steeds als gemeen recht (common law) het Roomsch-Hollandsch recht, d.i. het ten deele Romeinsche ongecodificeerde recht van Holland, zooals dit in de Kaapkolonie gold ten tijde van den afstand aan Engeland in 1806. De invloed van het Engelsch recht neemt toe (Statuted law inzake wisselrecht, vennootschapsrecht, strafrecht, procesrecht, rechterlijke organisatie). De rechtsprekende bevoegdheid is verdeeld tusschen de plaatselijke Magistrates Courts en het Supreme Court, welke laatste afdeelingen heeft in de provincies.

II). De geschiedenis tot 1910 is behandeld onder Kaapkolonie, Natal, Oranje-Vrijstaat en Transvaal en Trek (Groote). Voor de stichting van Port Elizabeth, zie → Port Elisabeth; voor den slag bij Amajoeba, zie → Transvaal; voor de beide Conventies van Aliwal-Noord, zie → Basoeto; voor den Afrikaner Bond, zie → Hofmeyr. De zgn. Boerenoorlog is uit militair oogpunt behandeld onder → Boerenoorlog; voor de oorzaken, zie → Kaapkolonie, Natal, enz.

De gesch. der Unie van Zuid-Afrika begint bij haar stichting in 1910. Tot deze vereeniging waren voorheen reeds pogingen gedaan; zij kreeg echter pas haar beslag, nadat de vier deelen door wapengeweld onder het Britsche gezag waren gebracht. Zij is het werk van lord Selborne, gouverneur der Kaapkolonie; zij is ontworpen door een Nationale Conventie, die tot een resultaat kwam 10 Mei 1909 te Bloemfontein, welk ontwerp aanvaard werd bij parlementswet te Londen in Aug. 1909. 31 Mei 1910 werd de Unie een feit. Generaal Botha werd belast met de vorming van een ministerie; hij was een voorstander van verzoening tusschen de beide Blanke bevolkingselementen. Generaal Hertzog, één der ministers, verzette zich in 1912 tegen verdere concessies aan de Engelschen en stichtte de nationale partij; de eerste minister ontbond het parlement en na herkiezing liet hij gen. Hertzog buiten het kabinet.

Bij het uitbreken van den Wereldoorlog in 1914 besloot het parlement Groot-Brittannië te helpen, veroverde Zuid-West-Afrika op de Duitschers, bood bijstand in Oost-Afrika en in Frankrijk. Onder gen. De Wet en gen. Beyers verzette een groot volksdeel zich in 1915 tegen deelneming; deze rebellie werd gewelddadig onderdrukt. Bij den vrede van Versailles onderteekende de Unie als gelijkberechtigde met de andere staten het verdrag. De Unie verkreeg Zuid-West-Afrika als mandaatgebied.

Generaal Botha stierf Aug. 1919, generaal Smuts werd verkozen als eerste minister, die zijn Zuid-Afr. partij samensmolt met de Unionisten, de sterk Britsche politieke partij. Bij de verkiezingen in 1923 werd deze alliantie verslagen en gen. Hertzog als eerste minister verkozen, die de leiding voerde over de nationale partij, die samenwerkte met de Engelsche arbeiderspartij, Tot 1933 duurde deze regeering, die recht liet wedervaren aan beide volksdeelen en het land tot grooten bloei bracht. Het Afrikaansch als gelijkberechtigd met het Engelsch nam een hooge vlucht in den staatsdienst, bij het onderwijs en in de samenleving. De Bijbelvertaling verscheen (1933). Een eigen vlag: oranje, wit en blauw en een eigen wapen werden wettelijk ingevoerd, de Afrikaner begon aan zijn rechten te komen na een eeuw van onrecht; daarnaast echter trad bij het Afrikaansche volksdeel een verarming in, die zich nog steeds uitbreidt en 40 % der Afrikaners beneden het levenspeil der Blanken heeft gebracht.

Na de verkiezingen van 1933 nam gen. Hertzog gen. Smuts in zijn ministerie en leidt hij de Vereenigde Nationaal-Zuid-Afr. partij; de oppositie bestaat uit de nationale en dominion-partijen, de principieel Afrikaansch- en Britsch-gezinden.

Lit.: Buiten de onder de gesch. van Kaapprov., Oranje-Vrijstaat, Transvaal en Natal genoemde werken: George Cory, Hist. of S.A. (6 dln. 1910-’30); F. Gie, Geschiedenis van S.A. (2 dln. 1924) ; Eric Walker, Hist. of S. A. (1928); Cambridge History of British Empire (VI 1934); J. A. J. Agar Hamilton, South Africa (z.j.); W. van Everdingen, De oorlog in Z.

Afr. (3 dln. 1915); W. J. Leyds, Het Insluiten der Boeren-republieken (2 dln. 1914); id., De Eerste Annexatie van Transvaal (1916); E.C. Godée Molsbergen, Jan van Riebeeck (1936); G. Preller, Piet Retief (1930); id., Scheepers Dagboek (1938); G. M. ’Call Theal, South African History (1902).

III. Bestuursvorm Britsch politiek instinct en ondervinding van eeuwen, gepaard aan overtuiging van eigen onovertrefbaarheid en tevens een hooge mate van aanpassingsvermogen hebben de Unie van Z. Afrika in 1910 staatsinstellingen verleend, die rusten op twee hoeksteenen:

1° De Unie is een integreerend deel van het Britsche Rijk (sedert 1928: Br. Gemeenebest van Natiën) en
2° Engelsch en Hollandsch (sedert 1925: ook Afrikaansch) genieten dezelfde rechten, vrijheden en voorrechten.

Het uitvoerend gezag berust bij den koning als koning van Zuid-Afrika, en wordt uitgeoefend door hem of een gouverneur-generaal als zijn vertegenwoordiger. Het opperbevel van land- en zeemacht berust bij hem. Hij kan ministers aanstellen als hoofden van staatsdepartementen voor de Unie. Kaapstad is de wetgevende, Pretoria de administratieve hoofdstad.

De wetgevende macht berust bij het Unie-parlement, bestaande uit den koning, een Senaat en een Volksraad. Vier leden van den Senaat, daartoe verkozen, zijn bijzonder belast met de behartiging van de belangen der inboorlingen. In elk der vier provinciën benoemt de gouverneur-generaal-in-rade een administrateur: er is ook een Provinciale Raad, samengesteld door openbare verkiezingen, deze verkiest een Uitvoerenden Raad. De rechtsprekende macht berust bij het Hoogste Gerechtshof, samengesteld uit den hoofdrechter, rechters van beroep en de presidenten en andere rechters van de onderscheiden afdeelingen van het Hoogste Gerechtshof in de provinciën.

Deze bestuursvorm is een compromis tusschen het federatieve en het centrale principe van bestuur, zoodat bijv. het onderwijs, de hospitaaldienst, openbare werken en andere diensten ressorteeren onder de provinciale overheid.

De schering van het stelsel is Afrikaansch, de inslag Britsch. De dominion- of vrijgewestelijke vorm, vastgelegd in het statuut van Westminster (1929), is elastisch en laat speling toe naar nadere Britsche aansluiting of plaatselijk meerdere vrijheid.

Lit.: Philip R. Botha, Staatk. Ontwikkeling (1926); H. Edelman, Vorming en Ontvoogding van Z. A. (1935); P. L.

A. Goldman, Transvaal Archief (1927); S. Hofmeyr, Boere-Republieke en Volkereg (1933); M. Steyn Vorster, Die Britse Ryk (1929); A. Wypkema, Invloed van Ned. en Ned. Indië op Regswese in S. A. (1934).

IV. Godsdiensten Heidendom. De Bantoestammen huldigen het animisme, vooral de vereering van de geesten der voorvaderen. Ziekten en epidemieën, misgewas en hongersnood kunnen voorkomen of afgewend worden door het gunstig stemmen der geesten, hetgeen o.a. plaats vindt door het brengen van offeranden als symbolische gaven. Beeldendienst is onbekend en de tooverdokters vervullen het ambt, dat elders door priesters bekleed wordt; zij en de regenmakers zijn de tusschenpersonen tusschen de vertoornde geesten en de schuldige menschen. Eigenlijke menschenoffers worden niet gebracht: wat er evenwel dicht bij komt, is het gebruik om voor zekere genees- en toovermiddelen deelen van ingewanden en edele lichaamsdeelen voor te schrijven, meest van knapen, die daartoe ontvoerd en geslacht worden.

Door sociale en economische botsing met het Blanke element geraakt de heidensche inboorling ontworteld uit zijn stamtradities, waaronder zijn godsdienst; verblijf in de mijnen en andere nijverheidsmiddelpunten brengt hem echter binnen bereik van missie en zending.

De Islam in Zuid-Afrika dateert uit de 17e en 18e eeuw, toen slaven uit Ned.-Indië en andere Aziatische gebieden ingevoerd zijn, die in aanraking geweest waren met het Mohammedanisme in hun eigen land. Vooral echter, nadat aanhangers van den Islam, en daaronder hoog beschaafde en vorstelijke personen, wegens politieke en religieuze muiterijen van Java naar de Kaap verbannen werden. Het meest bekend is sjeik Josef, een Maleische hoogepriester, in 1694 naar de Kaap verbannen; zijn nagedachtenis als een heilige wordt nog jaarlijks gevierd bij de Karamat nabij Faure (Kaap).

Ook in Natal en Transvaal zijn veel (ca. 180.000) Indiërs woonachtig, waaronder een aantal Mohammedanen. Daar, zoowel als aan de Kaap, vinden we moskeeën. Jaarlijks brengen gehuurde schepen pelgrims naar Mekka en weer terug. In Durban is een begin gemaakt met hooger onderwijs aan Indiërs [zie verder hierboven (sub Bevolking en samenleving: Maleiers en Indiërs)].

De Islam breidt zich uit door natuurlijken aanwas, niet in de mate als in Noord- en Oost-Afrika door proselitisme. De Mohamm. bevolking is trouw aan haar godsdienst, onthoudt zich van sterken drank, is arbeidzaam, spaarzaam en gehoorzaam aan de wet. Zij kan geschat worden op ca. 60.000 zielen.

Protestantisme Onder het Engelsche volksdeel is de Anglicaansche kerk het sterkst vertegenwoordigd: ruim 18 % van het totaal der Blanken; verder zijn alle Engelsche gezindten en sekten aanwezig gelijk in Engeland. Onder het Afrikaansche volksdeel vermeldden ruim 55 % op hun censusbiljet, dat zij tot een der drie Hollandsche Kerken behoorden. Dit zijn: de Nederduitsch Geref. Kerk, de aloude landskerk uit den tijd der stichting (1652), verreweg de talrijkste; de Nederduitsch Herv. Kerk van Afrika, hoofdzakelijk in Transvaal, en de Geref. Kerk van Suid-Afrika, ook wel → Dopper- of Krügerkerk geheeten, de streng Calvinistische.

Vooral de Nederduitsch Geref. kerk doet veel zendingswerk binnen de Unie, echter ook daarbuiten in Njassaland en Soedan. Zij besteedt jaarlijks meer dan 85.000 p.st. aan zendingswerk. Tezamen telt het Protestantisme ruim 3 millioen leden.

Katholieke Kerk Tot in de 19e e. bestond er geen mogelijkheid om in Z. Afrika missiewerk van beteekenis uit te oefenen. In 1837 werd het vicariaat Kaap de Goede Hoop opgericht, dat aanvankelijk geheel Z. Afrika omvatte, doch sindsdien meer en meer onderverdeeld is. In 1922 werd de Nederlander mgr. B.

A. Gijlswijk O.P. apostolisch delegaat van Z. Afrika, door wien de organisatie verder werd voortgezet. Thans is de Unie van Z. Afrika met het mandaatgebied Z.W. Afrika ingedeeld in 14 vicariaten, 5 apostolische prefecturen en één missiegebied. De opgaven omtrent het totaal aantal Katholieken in de Unie en haar mandaatgebied varieeren tusschen de ca. 320.000 en 360.000.

Lit.: Lesourd, Hist. des Missions Catholiques (1937).

V. Bijzondere vraagstukken
A) Boer en Brit

Numeriek is de verhouding van 2 tot 1. Sedert de annexatie (1806) is er strijd tusschen beide, somtijds met de wapenen (1880-’81 en 1899-1902), doorgaans met tong, pen en stembiljet: cultuurstrijd. In het voordeel der Britten zijn een wereldtaal en 12 eeuwen letterkunde; wereldrijk, -handel en -kapitaal; sport, modes en manieren; stuiverspost, radio, rolprent en pers; concert- en tooneelgezelschappen, clowns en opwekkingspredikers; goud- en diamantmijnen. In het voordeel der Afrikaners: eerstgeboorterecht, volkssamenhang, geschiedenis en gemeenschappelijk geleden onrecht, twee-derden volksmeerderheid en gunstige wereldopinie. Als gevolg van doorvechten, meer bekendheid en gewenning komt er beter verstaan en waardeeren. De tijd moet de oplossing brengen.

B) Rassenvraagstuk

Numeriek is de verhouding van Wit tot Zwart als 1 tot 3; ethisch als voogd tot onmondige, aan zijn zorgen toevertrouwd; historisch, grootendeels ook wettelijk geregeld, segregatie: territoriaal, sociaal en economisch; vertroebeld door onkunde of politiek van Britschen kant door uitspelen van Zwart tegen Wit onder de leuze: verdeel en heersch! Het rassenprobleem ligt ten grondslag aan de meeste andere en roept om een oplossing in het belang van Boer, Brit en Bantoe.

C) Arme-Blankenkwestie

Van het Afrikanerdom is 40 % gezonken beneden het economisch peil, dat de grenslijn vormt tusschen Wit en Zwart. De oorzaken zijn Historisch: de Anglo-Boerenoorlog, die land en volk verwoestte; de taalkwestie, gebrek aan opvoeding, verkeerde soort opvoeding, gebrek aan sympathiek verstaan door veroveraar en regeering, invoering van klassenstelsel, overhaaste industrialiseering van een agrarisch volk.

Cultuur-historisch: botsing tusschen patriarchale cultuur en moderne zakelijkheid, tweetaligheid, taalstrijd, misverstand tusschen Brit en Boer. Ethisch: onvermogen om onrecht te verkroppen, minderwaardigheidsgevoel. Economisch: droogte, veeziekten, plantenziekten, verouderde landbouwmethoden, armoede.

De oplossing ligt in arbeidskolonies voor werkschuwen, gepast onderwijs en vakopleiding voor de jeugd, sympathiek verstaan en helpen door de overheid. Besselaar.

VI. Weermacht Algemeene dienstplicht van 17e tot 60e jaar. Wie niet onder de wapenen komt, is verplicht lid van een schietvereeniging te worden. 600 leden vormen een commando.

Het leger bestaat uit:

a) Permanente strijdkrachten op Engelsche leest geschoeid. Vrijwilligers met 1e dienstverband van 3 jaar, daarna telkens 2 jaar. Tevens bestemd voor opleiding en oefening der overige troepen. Sterkte: 3.945 met 66 vliegtuigen;
b) Kustverdedigingstroepen, in beginsel vrijwilligers (4 jaar); tekort aangevuld door loting;
c) Burgerwacht (garde civique). Actieve burgerwacht gerecruteerd als b en gevormd door burgers van 17 tot 25 jaar; cursussen van 6 à 10 dagen; 10 dagen per jaar in een oefenkamp. De reserve van de burgerwacht wordt gevormd door burgers van 25 tot 45 jaar. De nationale reserve door burgers van 17 tot 60 jaar, die niet gediend hebben. Jaarlijksche sterkte van b en actieve burgerwacht tezamen 11.743 (602 off.);
d) Commando’s. In 1936: 1.382 vereenigingen met 108.427 leden. Sterkte van de actieve burgerwacht: 27 bat. inf.; 13 bat. art.; 6 comp. genie; 1 bat. pioniers; 2 gepantserde treinen; 1 luchtvaartafdeeling benevens hulpdiensten. Hiermede gevormd: 6 brigades inf. en 1 brigade kustartillerie.

De vloot bestaat uit 5 kleine schepen.

Lit.: Annuaire milit. (1937).

v. Munnekrede.

VII) Hollandsch-Afrikaansche letterkunde

A) Vóór 1875

Werk van kunstgehalte, zelfs indien het geschreven is in het Nederlandsch, maar Afrikaansch van geest en sfeer, zoodat het nergens elders had kunnen ontstaan, behoort tot de Afrikaansche literatuur. Jacht-, reis- en ontdekkingsverhalen, dagregisters door Kaapsche gouverneurs anderhalve eeuw aangehouden, dagboeken van gezeten burgers, briefwisseling, dichtwerk, klacht- en smeekschriften naar Amsterdam, vertoonen sporadisch kunstwaarde, maar zijn vooral cultuurhistorisch van belang.

B) Eerste Afrikaansche Beweging, 1875 tot 1900

Het Genootskap van Regte Afrikaners met de leuze: „Skryf soos jy praat”, in 1875 gesticht, verheft het reeds anderhalve eeuw gesproken Afrikaansch tot schrijftaal uit reactie tegen verengelsching. De Beweging werkt propagandistisch, polemisch en didactisch. Die Patriot (18761904) is het orgaan, dat het volk zijn taal leert lezen en schrijven. Er verschijnen taalboeken, vaderlandsche en Bijbelsche geschiedenis, kinderboeken, dichtbundels, novellen en romans, tooneelstukken en reisbeschrijvingen. Meest bekend zijn ds. S.

J. du Toit, C. P. Hoogenhout, Jan → Lion Cachet en president Reitz van den Oranje-Vrijstaat.

C) Tweede Afrikaansche Beweging, 1906 tot heden

De Engelsche oorlog, 1899-1902, verklaart scheiding en onderscheid. Eerst oorlogspoëzie, die ten slotte haar stof objectiveert en uitput. Nieuw motief werd eigen natuur, vooral symbolisch gezien: de vlakte als beeld van verlatenheid, de os als type van kracht en geduld, de „besembos” van vertrapte, maar zich herstellende volksidentiteit. Driemanschap: Jan → Celliers, met Die Vlakte, Die Rivier, Martjie, Unie Kantate, Jopie Fourie, Die Saaier, Lewenstuin, Groot Gesien en Liefdelewe, meest allegorie en mystieke symboliek. Totius (pseud. van dr. J.

D. du → Toit) is de dichter van de smart, beheerscht en geloovig aanvaard. By die Monument klaagt het oorlogsleed; Verse van Potgieter’s Trek zijn verwerkt in Uit donker Afrika: rassenstrijd als wereldprobleem; Wilgerboombogies is persoonlijke lyriek; Rachel bezingt de Oostersche smartenmoeder, opnieuw beroofd in de concentratiekampen; Trekkerswee vertelt van den tol, dien Z. Afrika betaalt voor zijn expansie; Passieblomme, een zielbiecht. Vooral de Bijbelvertaling (1933) en de Psalmberijming (1937) leveren dichterlijken en wetenschappelijken natiedienst. De derde van dit driemanschap is de medicus Louis Leipoldt (* 1880), de veelzijdigste en vruchtbaarste: Oom Gert vertel, realistisch; Dingaansdag, historisch en natuurdicht; Uit drie Werelddele, stemmingsgedichten; Bergtragedie, pantheïstisch; Skoonheidstroos zoekt rust in schoonheidscultus; Die Heks is het eerst geslaagde Afrikaansche drama.

Een tweede driemanschap vormen Langenhoven, Malherbe en Visser. Den overgang naar dezen vormt J. H. H. de Waal, ✝ 1938, met den historischen roman: Johannes van Wyk. C. J.

Langenhoven (✝ 1932), journalist, advocaat en politicus, is de Mefisto met de facile pen, gedoopt in gal en alsem, maar hij teekent zijn stukken met „Sagmoedige Neelsie”. Hij is de lieveling van het publiek, cynisch en piëtistisch, ijdel en paradoxaal, de Afrikaansche Multatuli, die de Engelschen geeselt. Professor D. F. Malherbe (* 1881) begint met poëzie, maar levert daarna het best verzorgde proza; hij schrijft Bijbelsche romans op het thema van de analogie der Afrikaners met het volk Israël. De medicus A.

G. Visser (✝ 1929) is de meest herdrukte natuurdichter, die klank- en kleurrijk zingt van bloemen en blijdschap.

D) Hedendaagsche Jongeren.

Door hen wordt de letterkunde bewuste kunstuiting, gesteund door technische vaardigheid, in Europa, vooral aan Ned. universiteiten, geleerd. Niet bij allen: ook zijdelings is geprofiteerd.

Jochem van Bruggen schept in Ampie den eersten levenden Afrikaanschen mensch in de literatuur. Sangiro (A. A. Pienaar) en de gebroeders Hobson vertolken de dierenziel. Jan van Melle filmt een vriendelijke werkelijkheid. Vooral de vruchtbare C.

M. van den Heever dicht en schrijft zonder zich te herhalen en legt een verdwijnend Boerenleven vast, maar heeft ook oog en hart voor het grootestadsleven. Mikro (C. H. Kuhn) brengt den kleurling voor het voetlicht. Hun weg nog zoekende, brengen anderen den inboorling op het tooneel, niet als komischen factor alleen,maar als economischen en socialen medeburger. De algemeene verarming der Afrikaners, die den sprong uit de 17e in de 20e eeuw een salto mortale vinden, wordt in haar tragiek van vele kanten benaderd, maar is nog niet in kunstvorm volwaardig verwerkt.

Een schare van jonge dichters: de gebroeders van Wijk Louw en W. E. G. Louw, J. D. du Plessis en Uys Krige, Willem Erlank en anderen, van dichteressen en vertelsters als Marie Linde, Eva Walter, Sophie Roux, Hettie Smit, Anna de Villiers en Elisabeth Eybers hebben diep gedronken uit Noord- en Zuid-Nederlandsche bronnen. Zij zijn modern, universeel, strijden met conflicten, worden wat vroeg levensmoede, maar worstelend komen zij boven.

Dat een bevolking, niet veel talrijker dan de Amsterdamsche, binnen twee geslachten een nieuwe Dietsche taal tot kunsttaal maakt van een letterkunde met eigen stempel, is een feit, dat in Nederland en Vlaanderen meer erkenning verdient dan het geniet.

Lit.: Afrikaanse Boekegids, Ons eie Boek (kwartaalblad; 1935-’38); G. Besselaar, Zuid-Afrika in de Letterkunde (1914); S. P. E. Boshoff, Volk en Taal van S. Afrika (1921); D.

B. Bosman, Oor die Ontstaan van Afrikaans (1928); F. C. L. Bosman, Drama en Toneel in S. Afrika (1928); E.

J. M. Conradie, Holl. Skrywers uit Suid-Afrika (1934); G. Dekker, Afr. Literatuurgeskiedenis (21937); D.

C. Hesseling, Het Afrikaans (1923); M. S. B. Kritzinger, Plateatlas by die Afr. Letterkunde (1931); E.

J. Malherbe, Humor i. d. Algemeen en i. d. Afr. Lett. (1924); G. S.

Nienaber, Die Afr. Beweging (1931); P. Nienaber, Die Afr. Romantematologie (1938); E. C. Pienaar, Taal en Poëzie v. d.

Tweede Afr. Beweging (1920); P. C. Schoonees, Die Prosa v. d. Tweede Afr. Beweging (1927); Skrywerskring, Die Afrikaanse Boek; id., Die Afrikaanse Boek (1937).

Besselaar.