Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gijzeling

betekenis & definitie

Gijzeling - Gijzeling of lijfsdwang (Ned. Recht) is een vrijheidsberooving (opsluiting in het huis van bewaring), hetzij als middel van executie, om nl. tot nakoming van verplichtingen te dwingen, hetzij als conservatoire maatregel, d.i. tot bewaring van rechten; dit laatste alleen tegen vreemdelingen (Rv. art. 585-611, 768-770).

In de art. 585 en 586 Rv. worden de gevallen opgenoemd, waarin de rechter desgevraagd veroordeeling bij lijfsdwang moet uitspreken; in hoofdzaak is dit wegens wisselschulden. Verder is de rechter vrij een vonnis uitvoerbaar te verklaren bij lijfsdwang, indien en voorzoover dit inhoudt een veroordeeling tot:

a) het geven van een bepaalde zaak,
b) het verrichten van een handeling, uitsluitend afhankelijk van den wil van den veroordeelde en welke alleen door hem kan worden verricht,
c) het nalaten van een bepaalde handeling (art. 587 Rv.).

De bepaling van art. 585, 9°, dat lijfsdwang mogelijk maakt tegen alle vreemdelingen, die geen vaste woonplaats binnen het koninkrijk hebben, en wel voor alle schulden ten behoeve van Ned. onderdanen aangegaan, heeft grootendeels haar belang verloren bij het in werking treden van het verdrag van 17 Juli 1905; art. 24 van dit verdrag verklaart Lijfsdwang tegen vreemdelingen alleen mogelijk in de gevallen, waarin tegen de eigen onderdanen van een vreemd land lijfsdwang is toegelaten.

Lijfsdwang tegen bloed- en aanverwanten in opgaande linie wordt aan kinderen en verdere afstammelingen niet toegestaan. Verder kunnen niet worden gegijzeld personen, die den vollen leeftijd van 70 jaren hebben bereikt (art. 588 Rv.).

Lijfsdwang kan vlg. art. 589 Rv. slechts worden ten uitvoer gelegd, indien zij berust op een vonnis, waarbij zij is uitgesproken; soms echter kan ook zonder eigeniijk gezegd vonnis g. worden bevolen, bijv. door den president der rechtbank (art. 149 Rv.) of ook door scheidslieden (art. 653 Rv.). Zie verder art. 117 en art. 768 Rv.

Ter zake van dezelfde schuld kan niemand langer dan één jaar in g. worden gehouden (art. 591 Rv.). De kosten, tot onderhoud van den gegijzelde vereischt, moeten iedere dertig dagen door den schuldeischer worden voorgeschoten (art. 592 Rv.), doch kunnen ten slotte op den schuldenaar (gegijzelde) worden verhaald (art. 596, 2°, Rv.).

Volgens tarief, vastgesteld bij K.B. van 26 Sept. 1928, bedragen die kosten van 1 April tot en met 30 September 1,50 gld. per dag, anders 1,75 gld. per dag.

De gegijzelde wordt ontslagen vnl. door toestemming van degenen, die zijn g. hebben verzocht en ook door het voldoen jegens hen aan al zijn verplichtingen. Ook wordt krachtens art. 33 Faillissementswet de schuldenaar uit de g. ontslagen, zoodra het vonnis van zijn faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan.

Beslag op de goederen van den schuldenaar kan gelijktijdig met diens g. geschieden; het eene sluit het andere niet uit (art. 598 Rv.).

In de art. 599-611 Rv. wordt vnl. gesproken over de wijze, waarop de lijfsdwang wordt ten uitvoer gelegd, en over de wijze, waarop de schuldenaar zich tegen de wettigheid der g. kan verzetten. Art. 611 bepaalt, dat de schuldenaar, die in de onmogelijkheid verkeert aan de tegen hem uitgesproken veroordeeling te voldoen, in kort geding kan vorderen, dat de g. niet of niet verder worde ten uitvoer gelegd. Bronsgeest In het Belg. Recht is, sinds de wet van 27 Juli 1871, de g. slechts bij uitzondering toegelaten,daar ze wordt beschouwd als zijnde in strijd met de persoonlijke vrijheid. Zij blijft behouden in strafzaken, voor de tenuitvoerlegging van de veroordeelingen tot teruggave, schadevergoeding en kosten. In burgerlijke zaken kan zij slechts worden uitgesproken, wanneer de teruggave, de schadevergoeding en de kosten het gevolg zijn van een feit, door de strafwet voorzien, of van een ongeoorloofde daad, kwaadwillig of te kwader trouw begaan. Zij wordt door de rechtbank uitgesproken, en alleen wanneer de verschuldigde som 300 frs. te boven gaat; zij mag een jaar niet overschrijden; tegen personen, die hun 70e jaar hebben bereikt, tegen vrouwen, tegen minderjarigen mag zij niet worden uitgesproken. Evenmin wordt zij toegestaan tegen naaste bloedverwanten of aanverwanten van den schuldeischer.

De rechtspleging wordt geregeld door de wet van 21 Maart 1859 en door de art. 780-805 van het Wetboek van Burg. Rechtsvordering. V. Dievoet In de krijgsk. verstaat men onder gijzelaar een persoon van vijandelijke nationaliteit, die in bezet gebied verantwoordelijk wordt gesteld voor onrechtmatige handelingen door medeburgers tegen het invallend leger gepleegd. Als gijzelaars worden genomen invloedrijke personen, nimmer vrouwen en kinderen. Zij mogen niet worden gedood voor handelingen, waaraan zij persoonlijk onschuldig zijn. Nijhoff