Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geslachtschromosomen

betekenis & definitie

Geslachtschromosomen - Volgens de ➝ chromosoomtheorie berusten de erffactoren in de chromosomen. Elke anomalie in de constitutie of splitsing van een chromosomenpaar heeft noodzakelijk een daarmee gepaard gaande wijziging in het gedrag der erffactoren voor gevolg.

Bij vele dieren, ook bij sommige planten, heeft een paar chromosomen bij het mannelijk individu niet denzelfden vorm als het homoloog paar bij het vrouwelijk organisme; bij andere soorten doet zich het omgekeerd geval voor. Het cytologisch en genetisch onderzoek schijnt te hebben uitgemaakt, dat de factor voor de ➝ geslachtsbepaling in dit chromosomenpaar is gelegen, waarom het den naam van geslachtschromosomenpaar heeft gekregen.

De g. noemt men ook nog idiochromosomen of heterochromosomen, de overige autosomen.Bij de soorten, die het ➝ Drosophilatype volgen, hebben de g. van het wijfje denzelfden vorm; elke vrouwelijke gameet bevat dan één X-chromosoom; bij het mannetje echter zijn de g. ongelijk: één heeft denzelfden vorm als het g. van het wijfje en wordt ook met de hoofdletter X aangeduid, het andere heeft een soort eigen vorm en heet Y-chromosoom, zoodat de mannetjes twee soorten van gameten vormen: die, welke het vrouwelijk geslacht bepalen, bezitten X, terwijl de gameten met Y het mannelijk geslacht bepalen. Het wijfje wordt homogametisch, het mannetje heterogametisch genoemd.

Bij de halfvleugelige Protenor belfragei is het mannetje ook heterogametisch; het heeft echter maar één g. X en 12 autosomen, zoodat de gameten respectievelijk 6 + X of 6 chromosomen bezitten, terwijl die van het wijfje steeds 6 + X chromosomen tellen. Het mannelijk geslacht wordt hier dus bepaald door de afwezigheid van het chromosoom Y, het vrouwelijk door de aanwezigheid van het X-chromosoom.

Bij de soorten, die het Abraxastype volgen, zijn de wijfjes heterogametisch, de mannetjes homogametisch. De meeste zoogdieren, ook de mensch, behooren tot het Drosophilatype, terwijl de meeste vlinders en vele vogels het Abraxastype volgen. De erffactoren, die in het X-chromosoom hun zetel hebben, zijn dus in bepaalde gameten afwezig, wat het bijz. schema van de geslachtsvererving (➝ Haemophilie) verklaart. Dat het Y-chromosoom nooit een erffactor zou bevatten, werd onlangs door Stern tegengesproken.

Dumon.