Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Gehoor

betekenis & definitie

Gehoor - 1° ➝ Gehoororgaan.

2° Onder muzikaal gehoor verstaat men het menschelijk vermogen om klanken op hun toonhoogte te onderscheiden. Weinig menschen zijn muzikaal totaal doof; men ontmoet er echter, die, alhoewel zij niet in staat zijn een gehoorden toon na te zingen, evenwel toch muziekgevoelig zijn en wel juist hooren. Onder de hooger muzikaal begaafden treft men personen met ➝ absoluut g. en anderen met relatief g. De eersten kunnen de gehoorde tonen, zonder hulp van een instrument, direct bepalen en andersom van het notenbeeld de toonhoogte precies treffen bij het zingen; de laatsten hooren alleen de tonen in hun verhouding tot elkaar en kunnen, steunend op een bepaalden toon, bijv. de a (la) van de stemvork, de gehoorde tonen bij name noemen en omgekeerd van het notenbeeld de toonhoogte treffen. De waarde van het absoluut g. wordt vaak overdreven; van sommige groote toonkunstenaars (o.a. Rob. Schumann en Rich. Wagner) is bekend, dat zij slechts het relatief gehoor bezaten. Door stelselmatige gehooroefeningen, solfèges en muziekdictaat is het m. g., waar het in de kiem aanwezig is, doelmatig tot ontwikkeling te brengen.