Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Geert Groote

betekenis & definitie

Geert Groote - (Gerardus Magnus), diaken, vader van de ➝ Moderne devotie, * 1340 te Deventer, als zoon van den schepen Werner Groote, ✝ 20 Aug. 1384 aldaar. Te Parijs werd hij tot magister artium bevorderd.

Hij verwierf zich een uitgebreide kennis, vooral op het gebied van kerkelijk en burgerlijk recht en theologie, doch ook geneeskunde en astrologie heeft hij gestudeerd. In het bezit van twee rijke praebenden, leidde hij aanvankelijk een wereldsch leven, doch een ernstige ziekte en vooral de invloed van den Kartuizer Hendrik van Kalkar brachten een algemeenen ommekeer te weeg.

Hij deed afstand van zijn praebenden en bracht tusschen 1374 en 1378 langen tijd in strenge boete door in het Kartuizerklooster Munnikhuizen. Misschien bezocht hij van daar uit met zijn vriend Jan Cele, den bekenden rector der Zwolsche school, Ruusbroec te Groenendaal, met wien hij in vriendschappelijke relatie stond.

Doch de natuur en de genade bestemden hem meer voor het actieve dan voor het contemplatieve leven; op raad van zijn vrienden ging hij zich aan het predikambt wijden. In 1380 werd hij door den bisschop van Utrecht tot diaken gewijd, en nu trok hij rond als boeteprediker, in den geest van Johannes den Dooper, „de bijl leggende aan den wortel van den boom” en opwekkende „een hevig verlangen om Christus na te volgen”.

Ofschoon de ons bewaarde preeken niet bijzonder welsprekend zijn, doch meer verstandelijk betoogen, moet een groote kracht van hem zijn uitgegaan, want overal verdrong het volk zich om hem te hooren en velen stelden zich onder de leiding van hem en zijn volgelingen. Doch door zijn scherp optreden ook tegen minder waardige priesters (Sermo contra focaristas) en ketters maakte hij zich ook vele vijanden, die den bisschop van Utrecht wisten te bewegen, aan niet-priesters het preeken te verbieden (1383).

Aan zijn openbare werkzaamheid werd daardoor een einde gemaakt. Hij onderwierp zich aanvankelijk en deed een beroep op paus Urbanus VI.

Toch schijnt hij later (1384) weer te zijn opgetreden, ofschoon het predikverbod niet door paus of bisschop was opgeheven. Groote had als velen in den tijd van het Westersche Schisma geen juist begrip van de hiërarchie en waarschijnlijk heeft hij zich door het verbod van een volgens hem schismatieken bisschop niet gebonden geacht.Eenige maanden later viel hij na het bezoek aan een door de pest aangetasten vriend zelf als slachtoffer der ziekte.

Van zijn kortstondige werkzaamheid is een diepe godsdienstige beweging uitgegaan, die zich door zijn leerlingen verbreidde: de ➝ Moderne devotie. Hij is de stichter van de Zusters van het ➝ Gemeene Leven, met ➝ Florens Radewijns van de Broeders van het ➝ Gemeene Leven, en op zijn raad stichtten zijn volgelingen een klooster, waaruit later de Congregatie van ➝ Windesheim ontstaan is.

Werken: G. Magni Epistolae ed. W. Mulder (Antwerpen 1933). De hypothese van J. van Ginneken, dat uit een omwerking van geschriften van Groote de Navolging van Christus ontstaan is, werd tot dusver niet bewezen. Een lijst van zijn uitgegeven en onuitgegeven werken, voor zoo ver bekend, is te vinden in Hyman, The Christian Renaissance (1924, 484-485).

Lit.: Oudere Vitae van R. Dier de Muden, Th. van Kempen, P. Hora, J. Busch.

Verder: A. Hyma, The Christian Renaissance (Grand Rapids 1924), Acquoy en de andere werken over de Moderne devotie enz.

J. de Jong.