Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 03-07-2019

Frater

betekenis & definitie

Frater - (Lat., = broeder; meerv. fratres),

1° oorspronkelijk in de oudere kloosterorden algemeene benaming der monniken;
2° later werd in sommige orden f. uitsluitend ter aanduiding van de leekebroeders (f. laicus, conversus) gebezigd;
3° ook wordt f. in het bijzonder als benaming gebruikt voor kloosterlingen, die zich nog in de voorbereiding tot het priesterschap bevinden (tegenover pater). Schweigman.

Congregatie der Fraters van O. L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid, genaamd Fraters van Tilburg, gesticht 1844 door mgr. Zwijsen en Petrus van de Ven. Oorspronkelijk een congregatie van priesters en broeders, sinds 1916 alleen broeders. Doel: opvoeding en onderwijs. 926 fraters in 39 huizen, ook in O. en W. Indië. Huis in België te Maaseik.

Lit.: Kath. Ned. (II, 83-101).

Nolet. Congregatie der Fraters van O. L. Vrouw van het H. Hart te Utrecht, gesticht 1873 door mgr. Schaepman en A. Vonk. Doel: opvoeding en onderwijs der jeugd in scholen, pensionaten en andere inrichtingen. Zes huizen in Ned. en Ned.-O. Indië, o.a. de St. Ludgerus-Kweekschool te Hilversum.

Lit.: Kath. Ned. (II, 63-70).

Nolet.