Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 06-06-2019

Florence

betekenis & definitie

(Ital.: Firenze),

1° Prov. in het N. van Toscane; opp. 3 880 km2, 834 150 inw., 217 per km2, 49 gemeenten (1931). De prov. omvat het stroomgebied van de Arno en reikt van de Etrurische Apennijnen tot het Toscaansche heuvelland. In de dichtbevolkte bekkens veeteelt en landbouw (tarwe, wijn, olijfolie). Zeepindustrie.
2° Hoofdstad der prov. F. (43° 47' N., 11° 14' O.), 327 000 inw. (1934). Op 55 m boven de zee prachtig gelegen in het vruchtbare Amo-bekken aan den rand van het bergland (bijnaam „La Bella”). Het is een schitterende stad, gunstig gelegen aan den grooten weg Noord—Zuid en aan den overgang over de Apennijnen en reeds in de M.E. beroemd als handelsstad en geldmarkt. Ook nu nog is er handel en bankwezen en heeft de stad met de omgeving een veelzijdige industrie (chemische ind., stroovlechterij, kant, porselein, terracotta, mozaïek, enz.). Maar op de eerste plaats blijft F. toch do stad der kunst, der oude paleizen, kerken en musea. Het „Athene van de Arno” heeft een beroemde universiteit; het is aartsbisschopszetel; zetel van vele besturen, gerecht, spoorwegen; groot garnizoen. De omgeving is prachtig, de heuvels dragen vele villa’s en mooie tuinen (Boboli). → Fiesole. Zie pl. (vgl. index kol. 832). HeereGeschiedenis. Florence werd ca. 59 v. Chr. op de plaats van een verwoeste Etrurische nederzetting als Romeinsche kolonie gesticht. Het wordt zelden vermeld in de Romeinsche Oudheid (Florentia). Sulla maakte van F. een colonia voor zijn veteranen en liet de inwoners als slaven verkoopen. Uit de voor-Rom. periode is weinig overgebleven; uit het Rom. tijdperk zijn nog resten van twee tempels en twee theaters.

Na de overheersching der Longobarden kwam F. onder het bestuur van den markgraaf van Tuscië, doch werd op het einde der 11e eeuw zelfstandig; geleidelijk breidde de stad haar macht uit over het omliggend gebied en stond 1197 aan het hoofd van een Tuscischen stedenbond. In de 13e en 14e eeuw was F. wereldberoemd, door industrie en handel vooral bloeide er de geldhandel (arte di cambia). In den strijd tusschen Welfen en Ghibellijnen stond F. aan den kant van den paus. Ten gevolge van partijschappen kwam de Signoria (kooplieden en fabrikanten) aan het bewind. In de 15e eeuw kreeg het bankiersgeslacht der Medici het bestuur in handen en werd het gebied van Florence afgerond (Cosimo), de grondslag gelegd voor het hertogdom Toscane en de beoefening van kunsten en wetenschappen sterk bevorderd.