Faam - (Lat. F a m a), roep of gerucht.
In de Rom. mythologie de verpersoonlijking ervan; de faam is daar dochter van de aarde (Terra), bode van Juppiter. Zij is alziend en groeit in het vervullen van haar taak aan tot reusachtige grootte.
Bij Ovidius heeft zij een paleis van klankgevend metaal, met duizend openingen. Vergilius beschrijft haar (Aeneis IV, 173— 188).
In de kunst wordt de faam wel voorgesteld als een vrouwelijke figuur met als attribuut een trompet.