Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 25-07-2019

Est

betekenis & definitie

Est - (ook Estius),

1° Adriaan van, Norbertijn van Mariënweerd; * ca. 1544, ✝ 1 Dec. 1596 te Antwerpen. E. werd na de verwoesting zijner abdij opgenomen in de abdij Park te Leuven in 1578, was hier supprior en novicemeester, ging over in hetzelfde ambt naar de St. Michielsabdij van Antwerpen, waar hij in 1591 prior werd. Hij werd door zijn medebroeders tot abt van Mariëngaard verkozen, maar de zaak had geen gevolg. Hij werd begraven in de abdijkerk te Antwerpen.

Lit.: N. Ned. Biogr. Wbk.; Goovaerts, Ecrivains artistes et savants de l'Ordre de Prémontré. Erens 2° Willem Hessels van, Ned. priester, beroemd godgeleerde, exegeet en hagiograaf; * 1542 te Gorkum, ✝ 1613 te Douai. Zijn vader was schepen van Gorkum, zijn moeder een zuster van den H. Nicolaas Pieck, een der Gorkumsche martelaren.

Hij studeerde de theologie te Leuven onder Hessels en Bajus, was professor der philosophie en theologie te Leuven en werd in 1582 door Philips II benoemd tot professor der theologie te Douai en tot president van het aldaar nieuw opgerichte seminarie; sedert 1595 was hij kanselier der universiteit. Hij was een man van diepgaande en uitgebreide theologische wetenschap, die de theologische faculteit tot hoogen bloei bracht.

Zijn Voorn. geschriften zijn:

1° In quatuor libros sententiarum commentaria (4 dln. Douai 1516, waarvan later nog 7 edities verschenen), uitmuntend door helderheid, beknoptheid en groote patristische eruditie (Grabmann).
2° In omnes divi Pauli et septem catholicas apostolorum epistolas commentarii (2 fol. Douai, 1614-16; met talrijke nieuwe uitgaven, nog in 1841—’45, 1858—’69, 1892). Zij gelden algemeen als de beste tot dan verschenen Paulus-commentaar, waarin hij vooral op voortreffelijke wijze den gedachtengang van den Apostel weet weer te geven. Minder waardevol, doch ook herhaaldelijk uitgegeven en veel gelezen zijn: Annotationes in praecipua ac difficiliora sacrae scripturae loca (1 fol. Douai 1622).
3° Historiae martyrum Gorcomiensium (Douai 1603; ook in talrijke uitgaven en vertalingen), zeer eenvoudig, zeer stichtend en zeer gedocumenteerd, verreweg de belangrijkste bron van de geschiedenis der Gorkumsche martelaren. Het materiaal was grootendeels met veel ijver en nauwkeurigheid verzameld door zijn broer Rutger, gedeeltelijk een ooggetuige, en door Willem critisch bewerkt. „Aan de geloofwaardigheid van een werk, met zooveel zorg en liefde geschreven, kunnen wij niet ernstig twijfelen” (Fruin, II, 298).

Door Benedictus XIV wordt hij genoemd „doctor fundatissimus”. Ofschoon hij een trouw zoon was der Kerk en geheel aan haar oordeel onderworpen, zooals uit een na zijn dood gevonden verklaring blijkt, worden in zijn geschriften herhaaldelijk sporen gevonden van de dwalingen van zijn leermeester Bajus (over de genade, vrijheid van den wil, uitverkiezing), die echter toen, vóór de veroordeeling van het Jansenisme, nog niet zoo duidelijk erkend werden. Bij zijn tijdgenooten stond hij ook hoog in aanzien om zijn vromen levenswandel, zijn ijver voor de Katholieke belangen en zijn milddadigheid.

Lit.: J. Fruvtier, Ned. Biogr. Wbk. (VII 1927, 418 en daar aangehaalde lit.).

J. de Jong