Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Elburg

betekenis & definitie

gem. in Gelderland, in het N. van de Veluwe, aan het IJselmeer; opp. 885 ha; ruim 2600 inw., waarvan ca. 80% Ned. Herv. en 13% Geref.

Het stadje ligt in een rechthoekigen vorm ingesloten tusschen wallen en grachten achter den zeedijk.Hoofdmiddelen van bestaan: visscherij en landbouw; daarnaast: vischrookerij, scheepswerf en mandenmakerij.

In 1233 werd E. door graaf Otto II tot stad verheven; in 1365 was het de tweede Hanzestad van Gelderland. Meer landwaarts verplaatst in 1396 en omgeven door een ringmuur. Na de 15e eeuw achteruitgang; E. werd een landstadje, dat vooral in de 17e eeuw herhaaldelijk werd geplunderd. In 1786 werd E. door Spenglen voor prins Willem V onderworpen.

Vooral in de 15e eeuw kwamen veel gebouwen tot stand; ook oudere zijn nog gespaard gebleven. De burcht (1396), sinds 1400 als raadhuis in gebruik, werd in 1773 met een nieuwen, smakeloozen gevel voorzien. Waarschijnlijk het oudste gebouw is het oude Raadhuis (uit 1300), dat na 1400 tot aan de Hervorming als klooster werd gebruikt en St. Catherineconvent heette. Het St. Agnieten- of Jufferenklooster (1418) is thans als school, woonhuis en pakhuis in gebruik.

De Groote of St. Nicolaaskerk uit 1397 werd in 1500 in den tegenwoordigen Gotischen stijl gebouwd. In 1566 werd in deze kerk voor de Hervormden gepredikt (Beeldenstorm). E. heeft verschillende stichtingen, o.a. het in 1733 door Maria Catharina Feith gestichte Feithenhof (voor ouden van dagen) en het Weduwenhofje (16e eeuw). In 1854 werden de Goorpoort en de ringmuur geslecht en begon de uitbreiding. De Vischpoort (vroeger visscherstoren) bleef gespaard.

De bouw van de stad: een rechthoek met vier O.W. en N.Z. op de poorten uitloopende straten, is voor bouwkundigen en historici belangwekkend. E. heeft een gemeentelijke ambacht-, teeken- en handwerkschool.

Lit.: H. Hermans, Elburg. Heijs.

< >