Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Drost

betekenis & definitie

of drossaard, Mnl. drossate, D. Truchsess, beteekent: hij, die het gevolg (des konings) doet zitten.

Oorspronkelijk benaming van den hofmeester, aan wien de zorg voor de maaltijden was opgedragen. Sinds de 13e eeuw: titel van een ambtenaar, die als vertegenwoordiger van den graaf, hertog of bisschop belast is met de rechtspraak en het bestuur in een bepaald district.

De d. had het toezicht op alle regeeringsorganen in de steden en op het platteland. Als zoodanig werd hij ook baljuw, ruwaard, ambtman of maarschalk genoemd.

Ten tijde der republiek oefende hij de rechtspraak uit op het platteland. Bekend is vooral de drost van Muiden, P.

C. Hooft.

Bekend is ook de strijd over de zgn. drostendiensten, d.i. zekere diensten, door boeren en ingezetenen ten behoeve der drosten te verrichten, in Overijsel. Joan Derk van der Capellen en de steden wilden deze diensten zien verdwijnen, de overige ridderschap der provincie verzette zich hiertegen.

De strijd werd in 1785 gewonnen door de steden.

Onder de Bataafsche Republiek en het Koninkrijk Holland had men landdrosten aan het hoofd der provinciën, en kwartierdrosten aan het hoofd van gemeenten.

Thans behoort het instituut van den d. tot het verleden. v. d. Kamp Aernout Drost Nederl. letterkundige ; * 1810, 1 1834; behoorde tot den vriendenkring van Potgieter, Bakhuizen van den Brink en J.

P. Heye.

Door het voorbeeld van Adriaan Loosjes gewekt, verdiepte hij zich in het vaderlandsche verleden en werd een voorlooper der historische romantiek van De Gids. Zijn 17e-eeuwsche schets, De Pestilentie te Katwijk, voltooid door Potgieter en Bakhuizen, kondigt reeds den bloei van de historische romantiek aan.

Drost stierf te jong om dien bloei te mogen beleven; in zijn sterfjaar 1834 had hij het tijdschrift De Muzen gesticht.Werken: Hermingard van de Eikenterpen (1833); Schetsen en Verhalen (1835); deze bundel bevat: Het Altaarstuk, De Augustusdagen (onvoltooid), Meerhuyzen, De kanninifaat, en De Pestilentie te Katwijk (welk laatstgenoemd werkje herdrukt werd in 1933, voorzien van een inleiding door prof. Albert Verwey).

Lit.: E. J. Potgieter, Leven van R. C. Bakhuizen van den Brink; J. M. de Waal, Aernout Drost (1918); idem, in Tijdschrift voor Ned.

Taal (1918). Over de briefwisseling van Drost met Potgieter en Heye: J. Koopmans, Aernout Drost als criticus (De Beweging, III); Albert Verwey, Leven van E. J. Potgieter. Asselbergs