Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Dordrecht

betekenis & definitie

stad en gemeente in de prov. Z.

Holl., op het Eil. van Dordrecht, aan de samenvloeiing van Noord, Dordtsche Kil en Merwede. Opp. 1 632 ha; ca. 58 000 inw., waarvan de helft Ned.

Herv., ruim ⅐ Kath. en ⅕ onkerkelijk. De bewoners bestaan van handel en wijn, timmerhout, graan en kol. waren, industrie (metaalindustrie), houtzaagmolens, kalkblusscherijen.

De stad heeft diverse scholen voor M.O. en V.H.O., een gemeenteziekenhuis (arch. Ed.

Cuypers), een Kath. ziekenhuis of Baesjou-Stichting en een diaconessenhuis. Blaauw. Kunst. Van de vroegere verdedigingswerken bestaan nog slechts de ruïne van het kasteel Merwede (13e eeuw), de Groothoofdspoort (1618, beeldhouwwerk van Gillis Goossensz. Huppe), de Catharijnepoort (1652) en fragmenten van den walmuur (begin 17e eeuw). Het belangrijkste monument is de thans Ned. Herv. Groote Kerk (O.L.

Vrouw), gesticht ca. 1085, in 1367 tot kapittelkerk verheven, een ca. 1280 en vervolgens ca. 1380—ca. 1490 verbouwde driebeukige kruisbasiliek met kooromgang, kapellenkrans en groote O. L. Vrouwekapel aan de Noordzijde van het koor, in den trant der Brabantsche Gotiek; de massale Westtoren (70 m) dateert in zijn onderbouw uit het midden der 14e eeuw; de kerk bezit rijk gesneden koorbanken (1538—’42, door Jan Terwen) in vroegen Renaissancestijl, een fraai koperen koorhek (1743), een wit marmeren preekstoel (1756) in Rococo-stijl; muurschilderingen (ca. 1500); een kostbaar gouden Avondmaalstel (1737).

Zeer karakteristiek zijn de Renaissance-gevels, die een afzonderlijk „Dordtsch” type te zien geven, waarvan de belangrijkste voorbeelden zijn „De Sleutel”, „De Rozijnkorf”, „De Crimpert Salm” (1608). Een laat-Gotisch huis is „De Gulden Os” (begin 16e eeuw).

Het oude Raadhuis heeft in 1836—’42 zijn tegenwoordige gedaante gekregen. Het Dordtsche museum, met een rijke collectie schilderijen (Nic. Maes, Alb. Cuyp, Ferd. Bol, Bles, Jos. Israels, de Marissen, Mesdag en Arie Scheffer (aparte afdeeling).

Museum Mr. Simon van Gyn bevat Dordtsche oudheden. De gevangenis staat op de plek der in 1858 afgebroken Kloveniersdoelen, waar in 1618 en ’19 de Nationale Synode werd gehouden. Huis de Berckepoort (verblijfplaats van Alva). Standbeelden van Arie Scheffer en Joh. en Corn. de Witt, die te D. geboren zijn. Augustijnen- of Noorderkerk. Er zijn in D. twee Kath. kerkgebouwen.

L i t.: J. C. Overvoorde e.a., Oude gebouwen te Dordrecht (1900); Voorloopige lijst Zuidholland (191543); F. Vermeulen, Handboek Gesch. der Ned. bouwkunst (II 1931); E. H. Ter Kuile, Aanteeken. betreffende bouwgeschiedenis der Gr. kerk te D., in: Oud, heidk.

Jaarboek (1933, 2-18). F. Vermeulen/Blaauw.

Geschiedenis. Dordrecht is waarschijnlijk de oudste stad van Holland, al is de verheffing tot stad niet te dateeren. De zoogenaamde stichting in 1015 door Diederik III en die van een tol ter plaatse benevens de befaamde slag bij Dordrecht van 1018 zijn fabels, ontstaan door verkeerd begrip van den naam Merwede, waardoor gebeurtenissen nabij Vlaardingen naar D. werden verplaatst. Waarschijnlijk is D. toch niet veel later ontstaan als een nederzetting aan weerszijden van het riviertje de Dubbel. In 1049 moet Diederik IV er vermoord zijn; ca. 1080 werd met kerkbouw begonnen; tot ca. 1203 hebben de graven er meestal geresideerd. In 1204 werd het door Utrechtsche troepen grootendeels verwoest.

Tot 1283 zijn de graven voor dit deel van hun gebied leenplichtig geweest aan Brabant. In deze periode valt echter Dordrechts opkomst als stad. Willem I (1220) on Willem II (1252) schonken het belangrijke privilegiën; eerst na 1271 is het definitief omwald en later zeer versterkt. Tijdens de Hoeksche en Kabeljauwsche twisten heeft D. herhaaldelijk een belangrijke strategische en politieke rol gespeeld; vooral onder Willem VI en Jacoba van Beieren ondervond het de nadeelen daarvan. Toch was D. in de volgende eeuwen Hollands eerste en rijkste stad, overladen met grafelijke privilegiën, waarvan het uit 1299 dateerende beroemde stapelrecht het belangrijkste is. Krachtens dit recht moesten alle goederen, die Rijn, Lek, Waal of IJsel afkwamen, te D. ter markt komen.

Tijdelijk had D. ook den stapel van de Engelsche wol, spoedig naar Vlaanderen verlegd; van blijvende beteekenis was de wijnstapel. Aan dit tiranniek gehandhaafde recht, door de graven uit financieele belangzucht herhaaldelijk bevestigd, ook nog door Karel V, dankte D. zijn sterke economische positie. Het overwon steeds in conflicten met afgunstige buren als Gouda, Gorkum, Zierikzee en Rotterdam, dat echter sinds 1572 D. snel over het hoofd groeide en het stapelrecht illusoir wist te maken, met uitzondering van den wijnstapel. Van de vele conflicten met Rotterdam is vooral dat van 1618 belangrijk, waarin Rotterdam zelfs tot het uitrusten van gewapende schepen overging. Eerst in 1795 is het stapelrecht definitief opgeheven, maar de economische beteekenis van D. was reeds lang sterk verminderd. Sinds er in 1572 de eerste vrije Staten-vergadering gehouden was, had het den eersten rang in de staten van Holland; zijn pensionaris was een man van grooten invloed, meestal waarnemend raadpensionaris en werd vaak tot dit ambt bevorderd. Vóór de Hervorming was D. verdeeld in twee parochiën (S.

Nicolaas, de Groote kerk, en S. Maria, de Nieuwe Kerk), die kort na Juli 1572 voor den Herv. eeredienst bestemd werden. De bevolking is op den duur in overgroote meerderheid Hervormd geworden; onder de gezeten families zijn slechts zeer enkele trouw gebleven. De latere Katholieke staties schijnen grootendeels uit Brabantsche en Luiksche immigratie ontstaan. Van begin 17e eeuw tot begin 18e eeuw waren er eerst een, later twee vaste staties van saeculieren, die aan de oud-bisschoppelijke clerezij verloren gingen; in 1717 werd daarnaast een nieuwe statie gesticht, waaruit de S. Bonifatius-parochie is voortgekomen. Dordrecht geldt als een burcht van Calvinisme (het was de vergaderplaats der bekende synode, geopend Nov. 1618); de regeering toonde zich jegens de Katholieken toch in den regel niet onverdraagzamer dan elders.

L i t.: J. L. van Dalen, Gesch. v. D. (is aan het verschijnen in afl.) ; Bijdr. van Haarl. (IV, V, VII, XLVI en passim); I. M. P. A.

Wils, Gesch. v. R.K.D. (1925). Rogier. Synode van Dordrecht, ook Dordtsche Synode genoemd, werd gehouden van 13 Nov. 1618 tot 29 Mei 1619; 180 zittingen. Het ging tusschen de strenge Calvinisten of Contra-Remonstranten, die „preciesen” genoemd werden, en de „rekkelijken”, die geesteskinderen waren van Erasmus en Coornhert, de → Remonstranten. Prins Maurits dreef het houden dezer Synode door, tegen den zin van de Staten van Holland. Na den dood van Arminius werden de twisten feller en dreigde scheuring der kerken. Amsterdam’s kerk, met de preciesen Plancius en Trigland, drong op een Generale Synode aan; de koning van Engeland eveneens.

De Staten van Holland weigerden, doch nadat Maurits had ingegrepen, besloten ze op 29 Sept. 1617 tegen 1 Mei 1618 de Synode bijeen te roepen. Maar allerlei omstandigheden beletten het vergaderen tot 13 Nov. 1618. Vele buitenlanders kwamen over: Engelschen, Paltzers, Zwitsers, Hessen enz. De strenge Gomarist Bogerman trad zeer op den voorgrond en werd praeses; trouwens heel het moderamen (het bestuur, bestaande uit een praeses, een scriba en de assessores, één namens elke classe) bestond uit ContraRemonstranten. Hierdoor droeg de Synode een zeer partijdig karakter. Er waren 69 Nederlandsche en 29 buitenlandsche leden.

Bogerman stelde direct de kwestie van de vijf artikelen (hoofdzakelijk handelend over de → praedestinatie) aan de orde. Eigenaardig: het ééne deel der Synode daagde het andere deel. De gedaagden hadden Episcopius als woordvoerder. Deze tornde aan het gezag der Synode en weigerde zijn leer te herroepen. Op 14 Jan. werden zij op aandringen van Bogerman weggezonden. Bogerman was evenmin als diverse andere Synodeleden in staat kalm te blijven.

De rekkelijken gaven een hatelijke voorstelling van de Calvinistische leer van verkiezing en verwerping en leerden, dat Christus voor allen gestorven is (algemeene verzoening); ook hielden zij een soort → Pelagianisme. De samensprekingen in het Latijn waren fel en onbeleefd. De uitspraken der Synode werden vastgelegd in de Dordtsche Leerregels, die nu in de Gereformeerde Kerken nog letter voor letter gelden. Ter Synode ontbrak de Staatsinvloed niet; 200 predikanten verloren hun ambt en 80 moesten uitwijken.

De Synode is van groote beteekenis geweest voor het Calvinisme.

L i t.: J. H. Landwehr, Handb. der Kerkgesch. (4 dln. 21928); A. C. Rogge, Bijdr. tot de gesch. der Remonstranten en Contra-Rem. (1860); H. Kaajan, Contra-Rem., in Christ.

Ene. (I 1930, 503); id.. Remonstranten (ibid. IV, 417); K. Dijk, De strijd over infra- en supralapsarisme (1912); L. H. Wagenaar, De groote Synode, enz.; L.

Knappert, Gesch. der Ned. Herv. Kerk onder de Republiek (I 1911, 116; Prot.); J. de Jong, Handb. der Kerkgesch. (II, 422). Lammertse.