Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Doorbraak

betekenis & definitie

1° (stedebouwk.) aanleg van een nieuwe, of verbreeding van een bestaande straat, door afbreken van bebouwing. De sterke vermeerdering van het verkeer in de oude stadskernen met hun gewoonlijk smalle straten heeft de behoefte aan d. in den modernen tijd doen toenemen.

Het middel moet evenwel met voorzichtigheid worden gehanteerd: het is zeer kostbaar, beteekent dikwijls verminking van oud stadsschoon en heeft niet altijd het gewenschte resultaat, bijv. doordat de verbeterde, gemakkelijke verbinding zooveel nieuw verkeer aantrekt, dat hij opnieuw onvoldoende wordt. Bekend zijn de d. te Parijs (voor den aanleg van de boulevards) en in Nederland -te Amsterdam (Raadhuisstraat, Vijzelstraat) en te Den Haag (Nieuwe Verkeersweg). v.

Embden.


2° In de krijgsk. verstaat men onder doorbraak of doorbreking een oorlogshandeling, die ten doel heeft door het vijandelijke dispositief heen te breken. Bij de strategische doorbreking maakt men gebruik van het feit, dat de vijand in twee of meer gescheiden groepen is opgesteld, ten einde zich door een verrassenden opmarsch met de eigen hoofdmacht tusschen deze groepen te plaatsen en deze opvolgend te verslaan. (Voorbeeld: de Tiendaagsche veldtocht, 1831.) Bij de tactische doorbreking tracht men door een krachtigen aanval op één punt van het vijandelijke front door de vijandelijke stelling heen te breken en deze daama door achtergehouden reserves op te rollen. v. Voorst tot Voorst.