Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Demon

betekenis & definitie

Demon - duivel; het woord is ontleend aan de Grieksche mythologie, waar het wordt gebruikt om een bovenaardsch wezen aan te geven. ➝ Animisme; Duivelen; Geesten.

D. in de kunst.

Sinds oertijden bevolkt de mensch de wereld met demonen, schrikaanjagende, onheilbrengende gestalten en incarnatie van het booze, ontstaan uit een hang naar het huiveringwekkende en weergegeven met een onuitputtelijke fantasie. In zijn bakermat, het Oosten, ziet men het demonische in al datgene, wat buiten de tastbare werkelijkheid staat; zoo worden zelfs hun goden als demonen voorgesteld, zooals de honderdarmige Indische Sjiwagestalten en de Egypt. goden met vogel- en dierkoppen. Het slagwoord der Christen-theologen in hun strijd tegen het heidendom was dan ook: „Alle goden der heidenen zijn demonen”. Kende de Oud-Christelijke kunst slechts symbolische duivelgestalten, als slang, draak en leeuw, de vroege M.E. namen de heidensche fabelwezens, als sirenen, centauren en saters, als prototype van den duivel over. Het wanstaltige duiveltype met dierlijke vormen, beïnvloed door de middeleeuwsche ascetische volksliteratuur en geestelijk drama, beheerscht de weergave van de dikwijls afgebeelde bekoringen van den H. Antonius, o.a. in Grünewald’s Isenheimer altaar, en in Brueghel’s en Hiëronymus Bosch’ helschilderingen. De Renaissance staat ver van de demonische kunst af en geeft den duivel als gevallen engel weer met vleermuisvleugels, zooals Lucca Signorelli in zijn fresco’s te Orvieto al voorging en Michelangelo den duivel weergaf in zijn Laatste Oordeel (Sixtijnsche kapel van het Vaticaan).

Lit.: Karl Künstle, Iconographie der christlichen kunst (I Freiburg i Br. 1928): Wilhelm Michel, Das Teuflische und Groteske in der Kunst (München 1911). Terlingen-Lücker.