Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Deken, (leider)

betekenis & definitie

Deken, (leider) - (Lat. decanus beteekent oorspronkelijk: aanvoerder van 10 soldaten). Met dezen naam werden reeds vroegtijdig bepaalde kerkelijke overheidspersonen aangeduid, en wel het eerst in kloosters; aldus in den Regel van den H. Benedictus degene, die het toezicht had over 10 monniken.

a) Volgens het Kerkelijk Recht behoort een bisdom verdeeld te worden in districten, welke ieder een aantal parochies omvatten; deze districten zijn de dekenaten (vicariatus foraneus, decanatus: C.I.C. can. 217, § 1). Aan het hoofd van een dekenaat staat de d., die door den diocesanen bisschop wordt benoemd en in den regel tevens pastoor van een parochie-kerk is. Zijn taak is, namens den bisschop toezicht uit te oefenen op den levenswandel der geestelijken en de vervulling hunner ambtsplichten, op de kerken en het beheer van het kerkelijk vermogen; daartoe moet hij op door den bisschop vastgestelde tijden visitatie der onderscheidene parochies van zijn ambtsgebied houden; minstens eens per jaar heeft hij den bisschop aangaande zijn dekenaat verslag uit te brengen en rekenschap af te leggen; hij heeft den voorrang boven alle pastoors en andere priesters van zijn ambtsgebied (can. 447-450). Krachtens particulier recht heeft de d. veelal nog andere bevoegdheden, als vooral het installeeren van nieuwe pastoors.

In sommige bisdommen (niet in Nederland) vormen meerdere dekenaten samen een aarts- of protodekenaat, aartsdiaconaat, commissariaat.

De titel d. wordt soms ook als louter eeretitel aan een geestelijke verleend.

Lit.: J. B. Sagmiiller, Entwicklung des Archipresbyterates und Dekanates bis zum Ende des Karolingerreiches (1898).

Schweigman.

Deken was eigenlijk slechts een andere naam voor aartspriester. Over de ontwikkeling van het ambt en de bevoegdheid van den deken, ➝ Aartspriester. In de Friesche streken, die tot het bisdom Munster behoorden, o.a. in het Noorden van de provincie Groningen, heetten de dekens in de middeleeuwen ook provisoren. Dit ambt werd daar ten slotte ook aan gehuwde leeken gegeven.

Post.

b) In het Volkenrecht is de d. het hoofd van het bij een staatshoofd aanwezige diplomatieke corps. Als zoodanig treedt op de oudste vertegenwoordiger van den hoogsten rang. Dit is vastgelegd in artikel 4 van de 17e bijlage van de Weener congresakte. Het tweede lid bepaalt daarbij, dat hierdoor geen verandering wordt gebracht t.a.v. de vertegenwoordigers van Z. H. den Paus. Diens standpunt was, dat zijn gezant, nuntius genaamd, steeds den voorrang had.

Dit wordt in Katholieke landen steeds opgevolgd. Ook in Duitschland is dat in 1930 uit hoffelijkheid geschied. België verleent voorrang aan den nuntius. Ten aanzien van den internuntius is zulks in Nederland niet geschied.

L. Janssens.

c) In de rechterlijke organisatie is de d. het hoofd van de orde van advocaten bij een Arrondissements-Rechtbank ingeschreven. Hij is als zoodanig voorzitter van den raad van toezicht en discipline op de advocaten en wordt in elk arrondissement door de aldaar ingeschreven advocaten, die langer dan drie jaar binnen het Koninkrijk ingeschreven zijn geweest, gekozen. De d. wordt in Vlaanderen veelal stafhouder of stokhouder (batonnier) genoemd.

L. Janssens.

d) In de universiteit is de d. de voorzitter van een faculteit. Sinds de verandering van het Academisch statuut teekent in Nederland het hoofd voortaan praeses en niet meer decanus.