Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Cultuurtaal

betekenis & definitie

Cultuurtaal - de algemeene, of hoogere leestaal is, genetisch beschouwd, de spreek- en schrijftaal der élite geweest van de vorige geslachten, waartoe de groote schrijvers en dichters veel kostbare schatten hebben bijgedragen, en die thans alleen door een goed verzorgde litteraire, liefst gymnasiale, opleiding is aan te leeren, en van lieverlede weliswaar minder gesproken, maar nog altijd trouw geschreven wordt door allen, die prijs stellen op de bewaring der nationale cultuur.

„Zij vormt”, zegt dr. M. de Jong Hzn., „een cultuurmonument op zich zelf, en dient een veel hoogere beschaving dan de spreektaal alleen ooit zou kunnen; (zij) heeft dikwijls behoefte aan een heel anderen, en meer samengestelden zinsbouw dan de spreektaal, zij gebruikt en stelt prijs op uitdrukkingen en zinswendingen, die de zooveel onmiddellijker en vluchtiger spreektaal kan ontberen”.

De algemeene cultuurtaal is in feite dan ook de leestaal der cultureele kringen van ons volk, de tooneeltaal der groote schouwburgen, de taal van den kansel en van de beter verzorgde groote dagbladen en de ambtelijke taal der hoogere regeering.

De veel bewuster keus van taalmiddelen in het schriftelijk verkeer is met de dagelijksche omgangstaal niet te vergelijken. Op de eerste plaats duurt het schrijven altijd gemiddeld 10 maal langer dan het spreken. Aan twintig woorden duidelijk schrift is een minuut goed besteed; maar in een vlot dagelijksch gesprek halen de meesten tot tweehonderd woorden toe. Maar ten tweede vraagt het schrijven bovendien den heelen mensch. Terwijl we toch pratende nog heel goed kunnen doorwerken aan gewonen handenarbeid, kunnen wij schrijvende niet veel anders meer uitvoeren. Voor het schrijven is dus altijd veel meer en langduriger aandacht ter beschikking; zoodat geschreven taal altijd vanzelf, uit den aard der zaak, en dus ook zelfs bij ietwat slordige naturen, veel meer bewust en veel meer verzorgd is.

Wat dus in het gesprek van zelf lukt, moet hier bewust overlegd worden. Op de eerste plaats de woordenkeus, alledaagsch of op z’n Zondagsch. Op de tweede plaats de zinbouw, springerig of bedachtzaam. Op de derde plaats de graad van familiariteit — wie betrapt zich hierin nooit op inconsequenties tusschen het begin van een brief en het einde? Maar vooral, hoe moeilijk is het vaak in brieven niet een geschikt aanloopje te vinden, en met een verzoek of onverwacht voorstel voor den dag te komen! En hoe perst men dan vaak al de hulpmiddelen der schrijftaal uit, om ze tot de volle levensnabije aangrijping der suggereerende spreektaal op te voeren. En daarbij is vooral een strikte duidelijkheid hoofdvereischte. In ’s hemels naam geen misverstand! En nu zou ons de Kollewijnspelling willen verplichten alle schrijftaal-distincties op te geven, en het er maar op te wagen!

„Les grandes langues modernes de civilisation ont été façonnées”, zegt Antoine Meillet, „par des élites intellectuelles qui les enrichissent depuis de longues générations. Chacune d’elles a son originalité: acquérir une de ces langues, c’est prendre sa part du somptueux héritage d’une vieille famille”.

Lit.: Jac. van Ginneken, Grondbeginselen van de schrijfwijze der Nederlandsche Taal (1931).

Jac. v. Ginneken.