Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Crimineele biologie

betekenis & definitie

Crimineele biologie - is de wetenschap, die onderzoekt in hoever het misdrijf verklaard kan worden door zekere geestelijke afwijkingen of lichamelijke ontaardingsteekenen van den misdadiger. Op het voetspoor van den Franschen psycholoog Morel bestudeerde de Turijnsche medicus, Cesare Lombroso, de geestelijke en lichamelijke ontaarding van den mensch, bracht het onderzoek over naar het gebied van de criminaliteit en legde hiermee de grondslagen van de crimineele biologie, ook crimineele anthropologie genoemd.

De leer van Lombroso, van modern genetisch standpunt uit bezien, komt hierop neer: er zou een ➝ correlatie bestaan tusschen de misdadigheid en bepaalde lichamelijke ontaardingsteekenen (schedel-afmetingen, stand van oog en oor, gelaatsuitdrukking enz.). Deze theorie van het erfelijk gedetermineerd misdadigerstype, van den geboren misdadiger, blijkt, in het licht der proefondervindelijke erfelijksheidsleer, niet houdbaar. Zoo wordt bijv. in de crimineele anthropologie de aangegroeide oorlel vaak als een van de ontaardingsteekenen van den misdadiger beschouwd, terwijl nochtans het statistisch onderzoek heeft uitgemaakt, dat 35,2 procent van de bevolking van Runö, een klein eiland in de Golf van Riga, deze afwijking vertoont, zonder dat eenig verband bleek te bestaan tusschen de aanwezigheid van dit recessief erfelijk kenmerk en eenigen uitgesproken misdadigen aanleg of minderwaardigheid der verstandelijke vermogens. Ook Goring heeft, aan de hand van uitgebreid biometrisch materiaal, in zijn werk, The English Convict, overtuigend aangetoond, dat er van een correlatie tusschen anatomische kenmerken en den misdadigen aanleg geen sprake kan zijn, zoodat men mag aannemen, dat het anthropologisch crimineel type niet bestaat.

Hiermee is niet gezegd, dat er onder de misdadigers geen zwakzinnigen voorkomen, die hun geestelijke ontaarding verraden door lichamelijke afwijkingen, die hen van het normaal menschentype onderscheiden. Lombroso heeft echter het ongelijk gehad al te zeer te veralgemeenen.

Tot op heden is men er nog niet in geslaagd de misdadigheid, als erfelijke eigenschap, een bepaalden biologischen grondslag te geven. Daarvoor zijn de invloeden van de opvoeding, van de maatschappelijke toestanden, van het milieu, waarin de misdadiger of de tot misdadigheid gebrachte mensch leeft, te zeer verschillend of niet voldoende te controleeren. Verder bestaan er vormen van misdadigheid, die terug te brengen zijn tot erfelijke zwakzinnigheid; hierbij heeft men dan echter te bedenken, dat niet alle zwakzinnigheid een erfelijken grondslag heeft, daar deze o.a. ook door ➝ kiembeschadiging (syphilis, alcohol) in het leven kan worden geroepen. Ten slotte bestrijkt de studie van de criminaliteit een uitgebreid sociologisch gebied (crimineele sociologie), dat buiten het eigen domein van de erfelijkheidsleer ligt. Wel weet men thans, dat de misdadigheid als erfelijk verschijnsel niet tot een eenvoudige recessieve eigenschap is te herleiden, doch veeleer teruggevoerd moet worden tot een zekere disharmonie in de geestelijke of het geestesleven beïnvloedende lichamelijke eigenschappen: er kan dus in den crimineelen aanleg alleen sprake zijn van erffactoren, die een zekere voorbeschiktheid tot misdadigheid ontwikkelen.

Dumon.