Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 24-04-2019

Constitutie

betekenis & definitie

Constitutie - 1° het geheel der grondregels van de staatkundige ordening van een volk, in het bijzonder aanwijzende de gezagsorganen van den staat in hun onderlinge verhouding en in hun verhouding tot de burgers. In de meeste landen zijn die grondregels neergelegd in een bijzonder staatsstuk, als regel een wet van hoogere orde dan de gewone wetten: de grondwet.

Zoo ook voor Nederland en België. Het woord constitutie wordt daarom ook wel gebruikt als synoniem voor grondwet.

Constitutioneel stelsel wordt genoemd de regeeringsvorm, die gebaseerd is op een constitutie. In Nederland is dit stelsel ingevoerd na de Fransche Revolutie. →België (IV); →Nederland. Struycken.

Constituties van 1798, 1801, 1805, 1806, staatsregelingen van de →Bataafsche Republiek en het koninkrijk Holland. De constitutie van 1798 was unitaristisch-democratisch en brak bijna in alles met de toestanden van vóór 1795. Werd reeds in 1801 op wensch van Napoleon door een nieuwe vervangen, welke meer federalistisch was, meer bij het oude aansloot en den invloed van de aristocratie herstelde. In 1805 kwam de derde tot stand, welke naar den vorm republikeinsch, in wezen echter monarchaal was: er kwam een eenhoofdig gezag (raadspensionaris Rutger Jan Schimmelpenninck), dat de uitvoerende macht beheerschte en grootendeels ook het wetgevend gezag.

De constitutie van 1806 was zuiver monarchaal: aan Lodewijk Napoleon werd als erfelijk koning de regeering toevertrouwd. Zij bleef van kracht tot 1810, toen Nederland bij Frankrijk werd ingelijfd. Zie verder →België (IV); →Nederland. Verberne.

2° In het K e r k e l ij k Recht is c. in het algemeen een besluit der kerkelijke overheid. In het bijzonder:

a) vooral: pauselijke verordening van rechtskundigen aard met algemeene rechtskracht voor de geheele Kerk; tegenover rescript (= beslissing enkel voor een afzonderlijk geval geldend).
b) Besluit betreffende geloofszaken, als de c. Pastor aetemus van het Vaticaansch Concilie (dogmatische c.).
c) Samenhangend geheel van rechtsbepalingen in kloostergenootschappen, ter nadere uitwerking van den ordesregel (ordes-constitutie, gewoonlijk in het meervoud). Schweigman.

3°Psycho-physische of biologische c., het eigenaardige stelsel der gezamenlijke duurzame disposities, dat den organischen grondslag uitmaakt van ieders persoonlijke verschijning, zich vertoont in den lichaamsbouw, en aan organisch en psychisch leven, gevoel en gedraging in bepaalde omstandigheden deze of gene kleur en richting geeft. Ten onrechte wordt het dikwijls verstaan in den exclusieven zin van aangeboren aanleg, geno- of idiotypus. De c. is veranderlijk, ondergaat den invloed van levensomstandigheden en ervaring, zoodat in het verder leven verworven disposities optreden, die, samen met de aangeborene, de ééne constitutie uitmaken. De aangeboren constitutie wordt daardoor gewoonlijk niet grondig gewijzigd, ontwikkelt zich meestal in haar eigen lijn onder den prikkel der levensomstandigheden, kan nochtans practisch verbeteren of verslechteren.

De c. is niet de som der disposities, doch deze in één eenheid verbonden, waarvan de bestanddeelen onder elkander en met het geheel functioneel samenhangen. Alhoewel onder de disposities de eene meer statisch, andere meer dynamisch zijn, dient toch de c. vooral begrepen als een algemeene, actieve kracht, gericht op eigenaardige reacties, levens- en ontwikkelingsvormen. De psycho-physische c. is innerlijk en niet rechtstreeks waarneembaar; de prikkeling der c. door de levensomstandigheden wekt lichamelijke en psychische eigenschappen en trekken op, waaruit men haren aard afleidt. De algemeene grondvormen, waarmee elk individueel organisme op de omstandigheden reageert, behoort dus practisch tot het wezen der c., zoodat men zich in het c.-probleem afvraagt, hoe iemand zich aan deze of gene omstandigheid zal aanpassen, of hij weerstand zal bieden aan ongunstige factoren, ziek of krankzinnig zal worden, hoe zijn gemoed zal reageeren, enz.

Alzoo is bijv. het temperament niets anders dan de affectieve reactievorm in de psycho-physische constitutie. Physische en psychische disposities maken een geheel; de zgn. psychische c. is daarin slechts een gezichtspunt, doch wordt wel eens verstaan als duurzame geesteshouding en richting, waarvoor wij liever de benaming „karakter” gebruiken. De normale mensch is, dank zijn redelijke geestesvermogens, in zijn gedraging niet fataal aan de psycho-physische c. onderworpen; hij kan er aan weerstaan, beheerscht zijn afzonderlijke daden en zelfs zijn eigen groei en ontwikkeling, daar hij dikwijls eigen disposities en milieufactoren uitkiest, remt of bevordert, en alzoo persoonlijk in zijn wording ingrijpt.

Menschengroepen met zeer overeenstemmende individueele psycho-physische c. noemt men psycho-physische →constitutietypen.

L i t.: Th. Brugsch en F. H. Lewy, Die Biologie der Person (4 dln. I 1926-1931); W. Peters, Die Vererbung geistiger Eigenschaften und die psychische Konstitution (I 1925). Fransen.

4° Onder de c. van een organische verbinding verstaat men de volgorde en de bindingswijze der atomen, in de structuurformule uitgedrukt.