Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Concessie

betekenis & definitie

Concessie - (Lat., = toegeving)

1° (Recht), vergunning, door overheid aan particulieren verleend, om onder te voren overeengekomen voorwaarden een bepaald bedrijf uit te oefenen. In vele landen schrijft de wet voor, dat bepaalde bedrijven, die van groot openbaar belang zijn, alleen krachtens een concessie mogen worden uitgeoefend; in Nederland bijv. het mijnbouwbedrijf, spoorweg- en tramwegvervoer, luchtvaartverkeer, autobusdiensten.

Struycken. In België worden vele concessies verleend door de gemeenten krachtens artikel 81 der gemeentewet mits goedkeuring der Bestendige Deputatie; zoo o.m. concessies tot waterbedeeling, tot gas- of electriciteitsvoorziening; voor deze laatste bestaat een afzonderlijk regime, ingesteld door de wet van 10 Maart 1925.

De concessies van tram- en autobusvervoer worden toegestaan door staat, provincie of gemeente naargelang dit vervoer een meer algemeen provinciaal of gemeentelijk belang geldt. De concessies, verleend door provincie of gemeente, moeten goedgekeurd worden door den koning.

De exploitatie der spoorwegen en der buurtspoorwegen werd aan maatschappijen toevertrouwd, waarin de openbare besturen een overwegenden invloed behouden, te weten respectievelijk de nationale maatschappij van Belgische spoorwegen (wet 23 Juli 1926) en de nationale maatschappij der buurtspoorwegen (wetten van 24 Juni 1885 en 11 Aug. 1924).

De concessies, welke de beschikking toestaan van het openbaar domein, scheppen geen zakelijke rechten ten bate van den concessionaris en sluiten evenmin vervreemding in van dit openbaar domein; zij kunnen echter wel contractueele verplichtingen doen ontstaan, waarover, in geval van betwisting, de rechtbanken te kennen hebben.

V. Boon.

2° Een stijlfiguur, waarbij de redenaar een voor hem nadeelig feit erkent, om des te sterker aandacht en gemoed zijner hoorders te winnen voor zijn stelling of doel. Bijv. Multatuli: „Het boek is bont . . . er is geen geleidelijkheid in . . . jacht op effect. .. de stijl is slecht ... de schrijver is onbedreven . . . geen talent. . . geen methode! Goed, goed, alles goed! Maar ... de Javaan wordt mishandeld!

v. d. Eerenbeemt.