Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 23-04-2019

Clark

betekenis & definitie

Clark - John Bates, Amer. economist, behoorende tot de Amerikaansch-Oostenrijksche school, bekend om zijn leer der functioneele verdeeling; * 1847. C. werd in 1877 hoogleeraar in de economie aan het Carleton College, in 1882 aan het Smith College en in 1895 aan de Columbia University. In 1911 werd hij tot directeur benoemd van de afdeeling economie en geschiedenis van de Carnegie-stichting voor internationalen vrede. In zijn leer tracht C. de fundamenteele, economische verschijnselen te ontleden, welke gelden voor alle trappen der ontwikkeling van het economisch leven ; hij gaat hierbij uit van de onderscheiding tusschen een statisch gedachte maatschappij en een dynamische maatschappij; in de eerste blijven de menschen in aantal en verspreiding gelijk, hun behoeften blijven dezelfde, de techniek verandert niet, en evenmin de organisatie der productie en de hoeveelheid van het aangewende kapitaal; het kapitaal wordt een hoeveelheid abstracte beschikkingsmacht en is belichaamd in goederen, machines, gebouwen en grond; goederen zijn hoeveelheden nuttigheden en de arbeiders hoeveelheden arbeid, welke volmaakt mobiel worden gedacht. Zulk een maatschappij bestaat echter niet, want er zijn veranderingen in haar constellatie; de statisch gevonden wetten zijn echter van kracht ook in een dynamische wereld, en daarom is deze methode van onderzoek onmisbaar en toelaatbaar.

Uitgaande van het beginsel, dat alle productiefactoren hun waarde ontleenen aan de grenswaarde der eindproducten, leert C., dat de inkomens uit arbeid of bezit gelijk zullen zijn aan de waarde, welke de arbeid en het kapitaal aan het product toevoegen. Voor de ondernemers zijn kapitaal en arbeid koopwaar en daarom zijn ze aan de wetten der prijsvorming onderworpen; evenals nu de prijs van elke hoeveelheid eindgoederen bepaald wordt door den prijs der laatst beschikbare hoeveelheid, zoo wordt ook de prijs van den arbeid en het kapitaal bepaald door hun grensproductiviteit; de ondernemer zal immers met de aanwending van arbeiders en kapitaal zoover gaan, totdat aanwending van nieuwe krachten of van nieuw kapitaal geen extra winst meer geeft. Er is dus een tendenz naar gelijke belooning voor gelijken arbeid en naar gelijke rente van het kapitaal op de verschillende markten. De speciale ondernemerswinst is een overschot-inkomen. dat mogelijk is in een dynamische maatschappij, waar de ondernemer profiteert van de nog onvolmaakte doorwerking der concurrentie, maar welk overschot verdwijnt in een statische maatschappij, waar nog slechts blijft de belooning voor de leiding van den ondernemer.

Werken: The philosophy of Wealth, economie principles newly formulates (1886); Capital and its earning (1887) ; Distributions of Wealth (1889); Essentiels of economie theory (1907). — Lit.: J. van den Tempel, Macht en economische wet(1927). M. Verhoeven.